Home>>read Gijp free online

Gijp(56)

By:Michel van Egmond


De rest van het gesprek gaat over de Talent Award. Al snel is René van der Gijp dan weer zijn laconieke zelf. ‘Je zou door al die aandacht bijna gaan denken dat het echt ergens over gaat, die prijs’, zegt hij dan. Nóg relativerender is hij over zijn eigen rol in het succes van Voetbal International op tv: ‘Er is niets bijzonders aan wat ik doe. Ik rij aan het begin van de avond naar Hilversum, ga daar aan tafel zitten en wacht tot Wilfred me iets vraagt. Als hij vraagt: “René, hoe was je week?” Dan zeg ik: Goed. Als hij daarna vraagt: “Heb je nog iets leuks gezien?” Dan zeg ik: Ja, méér dan genoeg. En dan begint het. Echt. Meer is het niet.’

Dat er nu opeens zo’n ophef over is ontstaan, daar kan hij eigenlijk met zijn verstand niet bij. ‘Mensen van allerlei omroepen hebben me deze week gebeld. Dan zegt zo’n lief meisje: “Meneer Van der Gijp, we willen u op de dag van de uitreiking graag volgen, zodat we onze kijkers kunnen laten zien hoe u zich voorbereidt op deze speciale avond”. Maar het punt is: ik bereid me helemaal niet voor. Ik sta op en ik pak de krant. Als ik die uit heb lig ik hier gewoon op de bank een boekje te lezen en wacht tot het vijf uur is. Dan kleed ik me aan en rij naar Amsterdam. Meer is het niet. Maar die mensen hebben geloof ik het idee dat ik hier de hele middag voor de deur in mijn smoking sprintjes aan het trekken ben.’

Een dag eerder, voor de microfoon van VI Radio, had hij dat ook al proberen uit te leggen aan presentator Etienne Verhoeff.

Van der Gijp: ‘Ik doe verder niks.’

Verhoeff: ‘Maar wat doe je dan tussen de middag?’

Van der Gijp: ‘Ja, wat denk je? Wat doe jíj tussen de middag?’

Verhoeff: ‘Dan eet ik een boterham.’

Van der Gijp: ‘Nou, ik ook.’

In Dordrecht zet Van der Gijp zich lachend aan tafel om zijn dankspeech voor te bereiden. Even heeft hij overwogen om vanavond, mocht hij de prijs daadwerkelijk winnen, het voorbeeld van zijn idool Rijk de Gooyer te volgen. ‘Rijk zei een keer: “Het is geheel terecht dat ik deze prijs heb gewonnen en ook niet zo verwonderlijk, want de concurrentie kon er écht helemaal niks van”.’ Hij moet wéér schaterlachen als hij eraan terugdenkt. Maar nu heeft hij een ander plan: een dankwoord dat bestaat uit een ellenlange rij namen, de een nog grotesker dan de ander. Om te lachen, maar ook om het absurde van die hele expeditie in Carré te onderstrepen. Het moet een subtiele grap zijn, een die langzaam tot het publiek doordringt, maar daarna in de zaal aanzwelt als een golf voor de kust.

De oud-rechtsbuiten grijpt een wit vel, buigt zich voorover en begint te noteren. ‘Ik wil even een paar mensen bedanken’, leest hij even later voor. ‘Mensen die een enorme steun voor me zijn geweest in mijn carrière, sommigen misschien zonder dat ze het zelf wisten. Allereerst natuurlijk Johan en Wilfred. Maar ook alle mensen achter de schermen bij RTL… Mijn vriend Maarten Spanjer, mijn vriend Rob Jansen, mijn moeder, mijn neef… Mijn andere neef, Mario Been, Ruud Gullit, mijn vriend Casper, Guus Hiddink, Bert van Marwijk… Alex Ferguson, Robert Waseige, Coen Moulijn, Nelson Mandela…’

Hard schiet de schaterlach van René van der Gijp door de huiskamer. Hij krijgt er zin in.

De lijst wordt langer en langer. ‘Rijk de Gooyer… Fidel Castro… Pelé… Barack Obama… Hans Kraay junior… Hans Kraay senior… Bob Ross… Wim Suurbier… Mabel Wisse Smit… Ted de Braak… Mieke Telkamp… Jean-Marie Pfaff… Mary Servaes… Andries Knevel… Manon Thomas... Jokertje…’

Nu moet hij zijn pen even neerleggen. ‘Jokertje! Ha! Goed!’ Zijn lach weerkaatst tussen de muren. Daarna gaat het snel weer verder. ‘Theo Maassen… Mijn tuinman… Paul de Leeuw… Jeroen Krabbé… Fred Oster… Mies Bouwman… André Rieu… Louis van Gaal… Angela Merkel… Piet Hein Donner… Gerrit Zalm… Silvio Berlusconi...’ Opeens trekt hij een plechtig gezicht. Hij richt het woord tot een denkbeeldig publiek. ‘Maar, dames en heren’, zegt René van der Gijp op deze bijzondere vrijdagmiddag aan zijn eigen eettafel, ‘ik draag deze prijs speciaal op aan één man. Aan iemand zonder wie ik hier vanavond absoluut niet had gestaan. Mijn grootste dank gaat natúúrlijk uit naar de Bulgaarse back van PSV, mijn grote vriend: Stanislav… Manolev!’ Daarna is het even of René van der Gijp stikt van het lachen. ‘Ha! Goed hè! Jaha! Die kleine van PSV!’, giert hij. ‘Jaha! Manolevje!’ Zijn stem is twee octaven gestegen. Als je goed kijkt, zie je dat de eerste tranen van de dag zich alweer aandienen.