Home>>read Gijp free online

Gijp(49)

By:Michel van Egmond


‘René stond vroeger vrij oppervlakkig in het leven. Hij plukte de dag. Ik heb hem in België vaak opgezocht. Als je daar kwam en hij hoefde niet te trainen, lag-ie de hele dag in zijn nest. Hij vond het heel belangrijk dat hij op de spelcomputer kampioen van de club was. De rest interesseerde hem niet zo.’

‘Later, toen hij in Son en Breugel woonde, huurde hij altijd videofilms. Als je dan ’s avonds aanbelde, zat-ie altijd naar Police Academy te kijken. Zo’n komische film uit Amerika. Winden laten, vrouwen die uit hun jurk scheurden, dat was zijn humor. Ikzelf vond er niets aan, maar ik heb die films toen zó vaak gezien, dat ik ze wel kon dromen.’

‘René had een apart soort humor. Brutaal, schijt aan alles. Ik kan me nog herinneren dat Hans Kraay senior, zijn trainer, iets gezegd had wat hem niet aanstond. Een paar dagen later belde Kraay op. Zijn auto stond in de garage. Of René de oude Kraay niet even kon oppikken, zodat ze samen naar de training konden gaan. De volgende morgen kwam René inderdaad de straat inrijden. Kraay stond al klaar. René deed het portier open, maar net toen Kraay wilde instappen, sloeg-ie ‘m weer dicht, gaf gas en verdween uit het zicht. Hij reed in één rechte lijn naar De Herdgang, zei tegen niemand iets, ging zich omkleden en begon te trainen. Ze waren al drie kwartier bezig, toen eindelijk Kraay met een rood aangelopen gezicht het veld op kwam. Dat soort dingen deed hij. René zat nergens mee. Dat maakte hem ook tot een ideaal figuur om te interviewen. Hij spaarde niemand in zijn uitspraken, ook zijn medespelers niet. Vooral bij Lokeren werden ze daar gek van. Niet zo vreemd, want die mensen investeerden een hoop geld in hem en moesten dan toezien hoe Gijp tot sluitingstijd naar een dancing ging en dan, met zijn uitgaanskleren nog aan en zonder te hebben geslapen, ’s ochtends vrolijk de kleedkamer binnenstapte voor de training. Dan had-ie liggen rotzooien met een of ander meisje met glitters in het haar en dan zag je René een paar uur later met een gezicht vol glitters rondjes lopen bij Lokeren. Dat kon natuurlijk niet.’

‘Als voetballer was René altijd absoluut overtuigd van zichzelf. Hij heeft ook altijd volledig geparasiteerd op zijn talent. Ik heb hem tijdens zijn loopbaan nooit serieus over voetbal horen praten. Het ging bij hem ook vanzelf. Als hij de instelling had gehad van Wim en Cor, dan had hij bij AC Milan of Real Madrid gespeeld. Maar René heeft het voetbal als vak nooit serieus genomen. Ook niet als international. Hij ging naar Oranje alsof het een speeltuinvereniging was. Lekker een balletje trappen, dat was voor hem profvoetbal. Daardoor botste-ie ook bij PSV met echte broodspelers als Erik Gerets. Die zag dat René er niet naar leefde, er op de training de kantjes van afliep, en toch goed speelde. Dat stak natuurlijk bij de jongens die er hard voor moesten werken. Maar René moest altijd lachen om echte profs: Dick Advocaat, die er alles aan deed om fit te blijven. Of Hans Eijkenbroek, die het als een persoonlijke belediging beschouwde wanneer hij werd gepasseerd. Als de nood aan de man was, schoot die een bal over de tribune. Maar dat soort dingen weigerde René pertinent. Alles moest met stijl worden opgelost. Behalve als het slecht weer was. Bij wind, regen, sneeuw kwam het voor dat hij geen zin had. Dan nam-ie een snipperdag op die rechtervleugel. Als voetballer was hij gevoelig voor sfeer. Met trainers moest hij een klik hebben, anders ging het niet. Als hij iemand trof die ongezellig was of, nog erger, die hem qua karakterstructuur wilde veranderen, dan haakte hij af. Daar had-ie geen zin in. De enige trainer voor wie hij een geweldig zwak had was Barry Hughes. Die wist bij hem de juiste snaar te raken. De rest liet hij maar kletsen.’

‘René had als rechtsbuiten een waanzinnige snelheid in zijn benen. Hij had souplesse, was fysiek zo sterk als een paard en er zat een kanonskogel in zijn rechtervoet. Voor zo’n lange jongen had hij een perfecte techniek. Allemaal aangeboren. Als-ie niet eens een goede mentaliteit had, maar gewoon mentaliteit, dan had-ie al honderd interlands gespeeld. Met minimale inzet is hij uiteindelijk toch nog tot vijftien gekomen. Ook knap.’

‘Bij Sparta was hij nog een talent. Toen had iedereen een zwak voor hem. Maar bij PSV zag je dat hij ook wisselvallig was. Soms speelde hij fantastische wedstrijden, maar af en toe stond hij er bij als een dooie. Als René het niet naar zijn zin had, of er zat iets tegen, dan deed hij niks en zag je hem pas weer na de wedstrijd, lachend aan de bar. Want dat is het gekke: René is de enige Van der Gijp die kan verliezen. De anderen maken ruzie als ze niet winnen. Als Cor met tafeltennissen verloor, gooide hij vroeg of laat de tafel om. René had daar geen last van. Het is een slechte eigenschap voor een profvoetballer, maar ik heb hem na een nederlaag van PSV vaak schaterlachend de kleedkamer uit zien komen.’