Hij probeert er een lachje uit te persen, maar erg overtuigend klinkt het dit keer niet. Hier spreekt iemand die met zichzelf worstelt. ‘Misschien komt het door de dood van Korbach dat alles opeens zo hard bij me binnenkomt, maar opeens realiseer ik me dat ik helemaal op het verkeerde spoor zit. Ik heb me afgezonderd van alles en iedereen waar ik van hou. Waar slaat dat op? Ik wil mijn twee kinderen veel vaker zien, weer gaan eten met Maarten, met Rob Jansen, Mario Been, met m’n andere vrienden. Het is niet gezond om zo in het leven te staan. Ik heb daar vannacht tot heel laat aan zitten denken. Het was geloof ik vijf uur in de ochtend, voordat ik een keer sliep. Ik vergeleek het met de dierenwereld. Daar heb je dat toch ook niet? Dat er een hele groep apen bij elkaar zit en dat er één aap helemaal apart zit en alleen maar uitstraalt: kom niet in mijn buurt. Maar zo was het de laatste tijd bij mij wel. Niet gezond joh, helemáál niet gezond.’
Hij lijkt nog in weinig op de man die gisteren uitermate opgeruimd uit het ziekenhuis kwam. ‘Ook zoiets’, zegt hij nu over de plotselinge vlucht naar het Erasmus Medisch Centrum. ‘Ik kom daar binnen op die afdeling van Caspertje en gelijk worden er uit allerlei behandelkamers verpleegsters getrokken. Het ligt daar helemaal vol met mensen die aan een ernstige vorm van kanker lijden. Sommigen zijn niet meer te redden, die liggen te wachten tot ze doodgaan. Caspertje probeert alles wat hij kan om het voor die mensen een beetje dragelijk te houden. En dan komt meneer Van der Gijp binnen met zijn probleempjes en wordt het halve ziekenhuis voor hem verbouwd! Worden er overal zwaar zieke patiënten in de steek gelaten omdat de verpleegsters zo nodig honderdduizend buisjes bloed uit het lichaampje van meneer Van der Gijp moeten trekken. Absurd toch eigenlijk? Of niet? Ik lag daar vannacht aan te denken en ging steeds meer het belachelijke van die hele gang van zaken inzien. Rot toch lekker op, joh, dacht ik toen over mezelf. Idioot dat je er bent!’
Het is even stil aan de andere kant van de lijn. Dan, met een stem waar enige gêne in doorklinkt: ‘Weet je wat Daniëlle tegen mij zei? Over mijn neiging om telkens de eenzaamheid op te zoeken? Ze zei: “René, je hebt nu zo veel zaken uit je leven geschrapt dat het hoogtepunt van de dag voor jou bestaat uit die paar uur die je ’s middag in je eigen sauna zit. Maar weet je wat het is? Eigenlijk zit je voor lul in die sauna, helemaal in je eentje om drie uur ’s middags.” Daar ben ik over gaan nadenken. En ik denk dat ze gelijk heeft. Er moet iets gebeuren, want dit is zo niet vol te houden. Ik geloof dat ik de laatste zes maanden niet meer bij de voetbalwedstrijden van die kleine van mij ben wezen kijken. Zo erg was het. Hij werd kampioen met zijn voetbalelftal. Alle ouders waren er met bloemen, behalve zijn vader. Die lag thuis op de bank naar Arsenal-Liverpool te kijken, omdat dat zogenaamd belangrijker was. Wat een onzin. Ik zag er gewoon tegenop om al die mensen langs de kant onder ogen te komen. Gênant. Ik was alleen maar met mezelf bezig, met de hype, met de populariteit van het programma, de kijkcijfers, de interviewtjes, de aandacht…Toen ik vijftig werd stond die kleine voor de deur. Hij had zelf een taart voor z’n vader gebakken. Maar toen hij aanbelde, was ik net bezig met een telefonisch interview op VI Radio. Stond dat ventje daar een kwartier lang te wachten met z’n zelfgebakken taart in zijn hand. Alleen maar omdat papa zo nodig weer over zichzelf moest praten op de radio. Dat is toch niet normaal meer? Nee, echt. Ik ga het van nu af aan allemaal héél anders doen.’
53. Nemo
-Wie vind je zelf eigenlijk een goede analist?
‘Willem van Hanegem. Omdat hij een idealist is, en oprecht bezeten van het spel. Naar hem luister ik heel graag. Hij en Van Basten, dat zijn mijn lievelingsanalisten. Van Basten is ook echt top. Scherp, onafhankelijk. De rest, Jans, Been, Mulder, Waterreus, die hoef ik niet te horen. Wie ik wel goed vind: Boris Becker.’
-Boris Becker? Die is toch allang gestopt?
‘Ja, als tennisser. Maar ik bedoel Boris Becker, de analist. Mijn tenniscollega, zeg maar. Die zit tijdens Wimbledon bij de BBC. Echt geweldig. Kijk ik altijd naar.’
-Wat is er dan zo geweldig aan zijn analyses?
‘Dat hij niets zegt! Ha! Dat is zo mooi, jongen. Die Boris zit daar in die studio voor een godsvermogen een beetje voor zich uit te staren en wanneer hem dan iets gevraagd wordt, zegt hij dingen als: “Het is bij tennis heel belangrijk dat je je eerste service in slaat en niet uit.” En daarna begint hij er héél serieus bij te kijken, alsof hij zojuist iets ontzettend dieps heeft gezegd. Nou, dan pis ik in mijn broek van het lachen, als ik dat hoor. Trouwens, weet je op wie hij steeds meer gaat lijken, onze Boris?’