In eerste instantie wordt er vooral met verbazing op zijn woorden gereageerd. Dit is nogal een contrast met de vorige spreker, wiens climax bestond uit een tabel met cijfers over een of andere brandverzekering. Zijn opvolger heeft het inmiddels over die keer dat hij een autoshowroom in België binnenstapte om een Porsche te kopen. Ook dit is een geheide kraker in het repertoire, al was het maar omdat hij in de verte doet denken aan de meest klassieke playboy-anekdote uit de voetbalgeschiedenis. Die waarin George Best in bed ligt met een half ontklede Miss World, de sprei bedekt met een klein kapitaal dat zojuist op het casino is buitgemaakt en de oude, Ierse bellboy die na het binnenbrengen van de champagne vraagt: ‘Georgie, where did it all go wrong?’ ‘Soms vragen mensen ook weleens aan mij: Gijp, waar is het nu fout gegaan met jou? Dat kan ik ze dan altijd precies zeggen. Het ging fout met mij toen ik bij Lokeren mijn handtekening zette onder een contract en gelijk 150 duizend gulden tekengeld in mijn handen kreeg. Ik reed er vanuit het stadion linea recta mee naar de Porsche-dealer in Gent, wees op de grootste die er stond en vroeg: Wat kost die? “Zoveel Belgische franks”, zei die man. Omgerekend: 148 duizend gulden. Ik knik. Die man zegt: “Hoe wilt u het betalen?” Ik zeg: Nou gewoon, ik heb het bij me. Ik geef die vent 150 duizend en zeg: Laat het wisselgeld maar zitten. Lekker gevoel, hoor. Heerlijk. Maar daar, die dag, toen ging het fout met mij.’
21. Finale
‘Mijn grote vriend Maarten Spanjer vertelde me een keer over een interview met Jack Nicholson. Ze vroegen: waarom bent u eigenlijk acteur geworden? Nou, zei Jack toen, op de eerste plaats heb je heel veel vrije tijd. Daarnaast is het leuk om te doen, verdien je bakken met geld en staan er altijd een hoop lekkere wijven voor je klaar. En dat zouden best weleens een paar van de redenen kunnen zijn, waarom ik acteur ben geworden. Vond ik mooi. Hij prees dus niet zo zeer het acteren zelf, als wel het leven dat hij dankzij het acteren kon leven. Daar herkende ik wel iets in.’
-Zo was het bij jou ook?
‘Beetje wel. Ik vond niet alleen het voetbalwedstrijdje leuk, maar ook alles wat er omheen gebeurde. De media, de aandacht, de kleedkamergrappen, de feestjes, de trainingskampen, de meisjes, het stappen, alles. Dat wilde ik allemaal meemaken en ervan genieten.’
-Dat begrijpt niet iedereen.
‘Nee. Nog steeds kom ik soms mensen tegen die mij eraan helpen herinneren dat ik nog vier interlands heb meegespeeld in aanloop naar het EK’88. Als jij er nou helemaal voor had geleefd en alles opzij had gezet, zeggen ze er dan altijd bij, dan had jij óók Europees kampioen kunnen worden in Duitsland.’
-Is toch ook zo?
‘Jawel, misschien wel. Maar ik heb besloten om tussen mijn zeventiende en mijn 34ste gewoon door te leven. En daar heb ik geen moment spijt van gehad.’
-Nee?
‘Nee, echt niet. Dat ken ik niet, spijt. Ik heb nog nooit iets in mijn leven gedaan waarvan ik nu zeg: ik wou dat ik dat gelaten had.’
-En als je het over mocht doen?
‘Wat dan?’
-Zou je dan deze keer wél alles opzij zetten, als je zeker wist dat je daarmee in 1988 de EK-finale zou spelen? En de winnende zou scoren?
‘Nee hoor. Schei eens uit. Dan maar geen finale.’
22. ‘Een paar whisky’s en wat televisie. Dat helpt’
Halverwege de lezing in Arnhem. Van der Gijp is zijn publiek langzaam maar zeker volledig voor zich aan het winnen. Zijn boodschap – maak je niet zo druk – mag dan wat basaal klinken en is misschien grotendeels onbereikbaar voor een gezinshoofd van 25 jaar die aan het begin van zijn verzekeringsloopbaan staat en thuis net een hypotheek is aangegaan, maar één voor één vallen de toeschouwers nu voor zijn charisma. Ongemerkt krijgt hij het zaaltje in zijn greep. Hij windt nu zelfs de aanwezige voetbalhaters om zijn vingers. Dit zijn de momenten dat zijn ervaring van pas komt. Van der Gijp heeft duizenden van dit soort lezingen verzorgd, vaak voor zalen nog veel stugger dan hier. Hij weet inmiddels hoe hij de boel kan loswrikken, wat hij moet doen om van die rollende salvo’s over de rijen te laten gaan. Al is het soms hard werken. ‘Amsterdam, dat is altijd lastig. Moeilijk publiek, man. Ze komen wel naar je luisteren, die Amsterdammers, maar ze zijn niet bij voorbaat bereid om ook om je te lachen. Het lijkt wel of ze het hun eer te na vinden. Rotterdam is heel anders. Dat is veel gemakkelijker publiek. Die hebben zich juist thuis al voorgenomen om lekker te gaan lachen. En dat doen ze dan ook.’
Na een uur is Van der Gijp klaar. Hij heeft zich de blaren op zijn tong gepraat. Het ging over van alles. Over Michels en diens eigenaardigheden. Over hoe raar mensen soms kunnen doen, en dat het maar het beste is daar hard om te lachen. ‘Mijn doel is eigenlijk om binnen een uurtje zo veel mogelijk te ontregelen. Als ik de gedachten van die mensen maar even door de war kan brengen, dan is de lezing voor mij geslaagd.’ In Arnhem vertelt hij over die keer bij PSV, toen hij een vriendin had uitgenodigd om de training te bezoeken. ‘Ik kende dat meisje uit de kroeg. Je kon wel met haar lachen. Had ik gevraagd of ze bij de ochtendtraining in een lange leren jas wilde verschijnen, met daaronder alleen jarretels. Was geen enkel probleem. Toen we het veld opkwamen, stond ze al langs het lijntje. We waren tien minuten aan de gang, iedereen had haar al scherp in het vizier gehad. Toen gaf ik het teken. Ging opeens die jas open. Mooi man! Héérlijk! Die gasten werden helemaal gek. De helft had nog nooit zoiets gezien. De boel even ontregelen, dat kan soms heel bevrijdend werken.’