20. ‘Kots met een hekje eromheen’
Het is iets voor drieën en René van der Gijp tuurt naar zijn navigatiesysteem. Zonder Barry Hughes had hij hier nu niet gereden, op een bedrijventerrein in Arnhem, zoekend naar een verzekeringskantoor. Hughes was de eerste in Nederland die met een mix van voetbalverhalen en quasifilosofische opmerkingen langs feesten, bruiloften en partijen trok, net zo lang tot hij in de chiquere theaters terechtkwam. Het bleek al snel een lucratieve business.
De excentrieke ex-trainer was al een tijdje bezig als gastspreker, toen hij nog een keer werd gebeld door iemand van De Graafschap, met het verzoek een rentree in het vak te overwegen. Er stond een riant salaris tegenover. Trots klonk er een bedrag door de telefoon. ‘Is dat per maand?’, vroeg Hughes. ‘Nee, per jaar ‘, zei de stem aan de andere kant van de lijn. Toen was het gesprek snel voorbij. Hughes bleek met zijn lezingen in een maand meer te verdienen dan in een jaar als trainer bij De Graafschap, en bij die lezingen liep hij niet eens de kans dat het publiek met witte keukenrollen ging zitten zwaaien. Hij maakte liever naam in het circuit van businessclubs, golfparken en multinationals. Volgens velen is hij nog steeds de beste aller tijden, al erkent ook iedereen dat hij inmiddels hevige concurrentie heeft gekregen van zijn voormalige vleugelspeler bij Sparta. René van der Gijp is in zijn sector tegenwoordig de meest gevraagde spreker van Nederland. In populariteit is hij de oude meester uit Wales aan het overtreffen.
In Arnhem zet Van der Gijp de neus van zijn Mercedes bijna tegen de slagboom van het verzekeringsgebouw. Hij drukt op een oranje knop. Er gebeurt niets. Hij schiet alweer in de lach. ‘Man, ik lach me gek bij al die bedrijven in Nederland’, zegt hij. ‘Echt waar. Je komt de vreemdste dingen tegen. Laatst moest ik een lezing geven voor een firma in verpakkingen, ergens achter Amersfoort. Ze hadden daar zeker een heel slechte bedrijfskantine, want er had iemand in de gang gekotst. Hadden ze er een hekje omheen gezet. Zo’n geel ding, weet je wel? Zo’n hekje dat waarschuwde voor uitglijden. Ik zeg tegen die receptioniste: Er heeft iemand in de gang gekotst. Zegt ze: “Nou, dan zal ik even bellen.” Maar verder gebeurde er niets. Iedereen ging weer door met waar hij mee bezig was. Alsof er elke dag iemand in de gang over zijn nek gaat. Na een tijdje ben ik ook maar weer verder gelopen. Kots met een hekje eromheen. Ben ik nou de enige die dat gek vindt?’
Dan kondigt het gekraak van de intercom verlossing aan. Even later zwaait de slagboom open. Grijnzend rijdt Van der Gijp er onderdoor. Hij heeft geen idee wie hij vanmiddag precies gaat toespreken. Hij heeft van zijn management een naam opgekregen van degene die hem straks zal opvangen, een adres dat hij in zijn navigatiesysteem kon invoeren en voor de rest zou hij het wel zien. Waar hij ook is en wie hij ook toespreekt, de kern van zijn boodschap is toch altijd hetzelfde: neem jezelf niet al te serieus, maak het jezelf in het leven niet onnodig moeilijk.
René van der Gijp weet uit eigen ervaring dat niet iedereen zo denkt. Sommige mensen maken er een worsteling van. Zijn eigen vader was op het einde van zijn leven zo. ‘Een paar jaar voor zijn dood nam zijn gezondheid steeds meer af. Hij kon slecht lopen. Mijn vader had een scootmobiel, maar daar schaamde hij zich voor. Hij was vroeger rechtsbinnen van het Nederlands elftal geweest en nu kon hij niet meer lopen. Dat kon hij niet verkroppen. Mijn vader was een vechter. Het tegenovergestelde van mij. Ik kan me snel ergens bij neerleggen. Hij niet. Hij wilde vasthouden aan zijn oude leven, zelfs toen zijn gezondheid het niet meer toestond. Hij ging bijvoorbeeld altijd naar die ene kapper in Dordrecht, zijn hele leven lang, en dat wilde hij blijven doen. Ik zei: Laat toch een kappertje thuiskomen, dat is veel lekkerder. Maar dat ging er niet in bij hem. Hij moest en zou naar die kapper. Soms was hij dan zo nerveus dat ik dacht: die blijft dood naast me. Zijn hele dag werd er door bepaald. Is die kapper er wel? Hij zal toch niet ziek zijn? Zullen we kunnen parkeren? Wat moeten we doen als het te druk is? Helemaal in paniek, die man. Hij maakte het leven soms liever moeilijk, dan makkelijk. Dat vond ik jammer, want ik heb perfecte ouders gehad en altijd het beste voor mijn vader gewild. Daarom probeer ik het anders te doen.’
Even later, bij de receptie van het verzekeringsgebouw. De organisatoren staan al te wachten. Zijn ogen schieten heen en weer. René van der Gijp ziet veel. ‘Een compleet bedrijf waar iedereen netjes zijn overhemd in zijn broek draagt’, fluistert hij. ‘Apart.’ Er worden handen geschud en toegangspasjes uitgedeeld. ‘Laatst was ik ook bij een bedrijf waar ik me eerst bij de receptie moest inschrijven. ‘Wat is uw naam?’, vroeg die mevrouw. Ik zeg: ‘Van der Gijp.’ Zegt die vrouw: ‘Nee, dat kan niet. U staat namelijk niet in de computer.’ Ik zeg: ‘Mevrouw, denkt u nou echt dat ik de hele weg van Dordrecht naar hier ben gereden om u te vertellen dat ik niet René van der Gijp ben?’ Snapte ze niet.’