Joona hoort de oude man met galmende stappen lopen, terwijl hij zelf zo snel hij kan over de brug Centralbron rijdt. Hij denkt aan de periodes in Vicky’s leven waarin ze weggelopen was. Ergens heeft ze geslapen, ergens heeft ze zich veilig gevoeld.
‘Zie je de wagon?’ vraagt hij.
‘Nee, dit was de Ellinor... daar staat de Silvia... zelfs de verlichting functioneert hier niet naar behoren.’
Joona hoort geknars onder de voeten van de man terwijl hij in een tunnel onder het industrieterrein loopt.
‘Hier ben ik al lang niet geweest,’ zegt de man hijgend. ‘Ik doe even m’n zaklamp aan... Helemaal achterin natuurlijk... de Denniz, roestig en verrot als een...’
‘Weet je het zeker?’
‘Ik kan erheen gaan en een foto nemen als je... Jezus, wat is dat? Er zijn hier mensen, er zitten mensen in...’
‘Stil,’ zegt Joona snel.
‘Er zit iemand in de wagon,’ fluistert de man.
‘Blijf uit de buurt,’ zegt Joona.
‘Ze hebben verdomme een gasfles in de deuropening gezet.’
Er klinkt hard geruis en Joona hoort de man zich hijgend met grote passen verplaatsen.
‘Er waren... ik zag mensen in de wagon,’ fluistert de man weer in de telefoon.
Joona denkt dat het Vicky waarschijnlijk niet is, aangezien ze de sleutel en de sleutelhanger niet meer heeft.
Opeens hoort Joona hoog gegil door de telefoon, ver weg maar duidelijk.
‘Er gilt daar een vrouw,’ fluistert de monteur. ‘Ze klinkt hartstikke gestoord.’
‘Ga weer naar buiten,’ zegt Joona.
De voetstappen van de man en zijn hijgende ademhaling klinken. Ook het gegil klinkt weer, maar nu zachter.
‘Wat heb je gezien?’ vraagt Joona.
‘Een verdraaid grote gasfles voor laswerk blokkeerde de deur.’
‘Heb je iemand gezien?’
‘Er zit graffiti op de ramen, maar er waren in elk geval een groter en een kleiner persoon binnen, misschien nog meer, dat weet ik niet.’
‘Weet je dit zeker?’ vraagt Joona Linna.
‘De tunnels zijn afgesloten, maar als je per se wilt, dan... dan kun je natuurlijk wel binnenkomen,’ hijgt de oude man.
‘Luister goed naar me... Ik ben rechercheur en het enige dat ik nu wil, is dat je er weggaat en buiten op de politie wacht.’
104
Een zwart busje rijdt met hoge snelheid door de hekken van Materieelbeheer Metro in Johanneshov. Droog grind spat op en een wolk van stof wervelt richting het hek. Het busje maakt een bocht en blijft voor een groene metalen deur staan.
Na het gesprek met Dick heeft Joona het hoofd van de regiopolitie gebeld en uitgelegd dat hij niet kon uitsluiten dat er een gijzelsituatie zou ontstaan.
Deze mobiele eenheid is een speciaal opgeleide eenheid binnen de Zweedse rijksrecherche. Hun voornaamste taak is terroristische acties te bestrijden, maar het team kan ook opgeroepen worden voor bijzonder moeilijke taken.
De vijf agenten stappen uit het busje met een combinatie van nervositeit en brandende aanwezigheid in hun lichaam. Ze zijn zwaar uitgerust met laarzen, donkerblauwe overalls, keramische kogelwerende vesten, helmen, beschermende brillen en handschoenen.
Joona loopt de groep tegemoet en begrijpt dat ze ook toestemming hebben gekregen om ondersteunende wapens te gebruiken – drie van hen dragen jadegroene aanvalsgeweren met laserviziers van Heckler & Koch.
Het zijn geen gespecialiseerde wapens, maar ze zijn licht en kunnen in minder dan drie seconden een magazijn leegschieten.
De twee andere mannen in de groep hebben ieder een scherpschuttersgeweer bij zich.
Joona schudt de bevelhebber, de arts van de groep en de drie anderen gehaast de hand, waarna hij uitlegt dat de situatie naar zijn inschatting zeer urgent is.
‘Ik wil dat we meteen naar binnen gaan, zo snel als maar mogelijk is, maar omdat ik niet weet wat jullie voor briefing hebben gehad, moet ik zeggen dat we geen positieve identificatie van Vicky Bennet en Dante Abrahamsson hebben.’
Voordat de me arriveerde heeft Joona Dick Jansson uitgehoord en hem de positie van de wagons laten aangeven op een detailkaart van het terrein.
Een jonge man met een scherpschuttersgeweer 90 in een tas aan zijn voeten steekt zijn hand op.
‘Gaan we ervan uit dat ze gewapend is?’ vraagt de scherpschutter.
‘Waarschijnlijk niet met een vuurwapen,’ antwoordt Joona.
‘Dus we verwachten twee ongewapende kinderen aan te treffen,’ zegt de jonge man en hij schudt grijnzend zijn hoofd.
‘We weten niet wat we zullen aantreffen, dat weet je nooit,’ zegt Joona en hij laat ze een tekening van een wagon van hetzelfde model als de Denniz zien.
‘Waar gaan we naar binnen?’ vraagt de bevelhebber.
‘De voorste deur is open, maar geblokkeerd met één of meerdere gasflessen,’ vertelt Joona.