Home>>read Getuige free online

Getuige(91)

By:Lars Kepler


‘Want ik denk dat Dennis niet de naam van een persoon is, maar van een metrowagon en ik moet weten waar die wagon zich op dit moment bevindt.’





102


Alle wagons van de metro hebben natuurlijk nummers, net als in de rest van de wereld, maar in Stockholm hebben de wagons sinds jaar en dag ook persoonsnamen. Het schijnt dat de traditie in 1887 is begonnen met de namen van de paarden die de trams door de stad trokken.

Joona weet vrij zeker dat de sleutel die Vicky van haar moeder Susie heeft gekregen op het mechanische slot past waarmee alle metrowagons opengaan, maar dat de sleutelhanger naar een specifieke wagon verwijst. Misschien bewaarde haar moeder persoonlijke bezittingen in de stuurcabine van een wagon, misschien sliep ze er soms.

Haar moeder is haar hele volwassen leven dakloos geweest, en bivakkeerde geregeld in de metro, op bankjes van stations, in wagons en in verlaten ruimtes langs het spoor, diep in de tunnels.

Op de een of andere manier had haar moeder deze sleutel bemachtigd, denkt Joona onder het rijden. Dat kan niet makkelijk geweest zijn. In haar wereld moet het een kostbaar bezit zijn geweest.

Toch heeft ze hem aan haar dochter gegeven.

En ze kocht een sleutelhanger met de naam Dennis zodat het meisje niet zou vergeten welke wagon belangrijk was.

Misschien wist ze dat Vicky zou weglopen.

Ze is vaak weggelopen en is er twee keer in geslaagd om behoorlijk lang onvindbaar te blijven. De eerste keer was ze nog maar acht jaar. Ze is toen zeven maanden spoorloos gebleven en werd half december samen met haar moeder ernstig onderkoeld aangetroffen in een parkeergarage. De tweede keer was ze dertien. Vicky was die keer elf maanden spoorloos en werd door de politie wegens ernstige winkeldiefstal opgepakt in de buurt van stadion de Globe.

Het is mogelijk de stuurcabines met ander gereedschap binnen te komen. Een gewone dopsleutel van het juiste formaat zou genoeg zijn.

Maar hoewel het niet waarschijnlijk is dat Vicky zich zonder sleutel in de wagon bevindt, kunnen er daar sporen uit haar periode als zwerfkind te vinden zijn, dingen die naar haar huidige schuilplaats leiden.

Joona is bijna bij het politiebureau als Anja belt en zegt dat ze met het gemeentelijk vervoersbedrijf van Stockholm heeft gebeld.

‘Er is een wagon die Dennis heet, maar die is buiten gebruik gesteld... ernstige mankementen, zei hij.’

‘Maar waar is ie?’

‘Ze wisten het niet zeker,’ antwoordt ze. ‘Hij kan in de remise in Rissne staan... maar waarschijnlijk staat hij bij materieelbeheer in Johanneshov.’

‘Verbind me door,’ zegt Joona terwijl hij keert.

De banden denderen over een verkeersdrempel, hij rijdt door rood licht en slaat de Fleminggatan in.





103


Joona rijdt in de richting van Johanneshov ten zuiden van Stockholm als er eindelijk iemand opneemt. Het klinkt alsof hij zijn mond vol eten heeft.

‘Materieelbeheer... met Kjelle.’

‘Joona Linna, rijksrecherche. Staat er een wagon met de naam Dennis bij jullie in Johanneshov?’

‘Dennis?’ smakt de man. ‘Heb je een wagonnummer?’

‘Nee, helaas.’

‘Wacht even, ik check het in de computer.’

Joona hoort de man in zichzelf praten, waarna hij ritselend terugkomt aan de lijn.

‘Er is een Denniz met een z aan het einde na...’

‘Dat maakt niet uit.’

‘Oké,’ zegt Kjelle en Joona hoort hem de grote hap in zijn mond luidruchtig doorslikken. ‘Ik zie hem niet in het register staan... Het is een vrij oude wagon, ik weet niet... maar volgens de informatie die ik boven water heb gekregen is hij de laatste jaren niet in gebruik geweest.’

‘Waar is hij dan?’

‘Als het goed is, staat hij hier, maar... Momentje, dan verbind ik je door met Dick. Die weet alles wat de computer niet weet...’

Kjelles stem verdwijnt en maakt plaats voor een elektronisch ruisen. Daarna neemt een oudere man galmend op, alsof hij zich in een kathedraal of metalen loods bevindt.

‘Met swingende Dick.’

‘Ik heb Kjelle net gesproken,’ legt Joona uit. ‘En hij vermoedt dat er een wagon die Dennis heet bij jou staat.’

‘Als Kjelle zegt dat ie hier staat, dan is dat vast zo – maar ik kan wel even gaan kijken als het een zaak op leven en dood en voor het vaderland is.’

‘Dat is het,’ zegt Joona op gedempte toon.

‘Zit je in de auto?’ vraagt Dick.

‘Ja.’

‘Toevallig onderweg hierheen?’

Joona hoort dat de man een metalen trap af loopt. Een grote, zware deur knarst en de man klinkt een beetje buiten adem als hij weer aan de lijn komt.

‘Ik ben nu in de tunnel. Ben je er nog?’

‘Ja.’

‘Hier staan in elk geval de Mikaela en de Maria. De Denniz zou even verderop moeten staan.’