Op de bedbodem van het smalle bed zonder dekbed en matras staat een rood koffertje. Voorzichtig loopt ze erheen en doet het open. Haar schaduw valt op het plafond als ze zich vooroverbuigt. De koffer bevat een fotoalbum, een paar gekreukelde kleren, parfumflesjes met Disneyprinsessen en een snoeppapiertje.
Elin sluit de koffer weer, kijkt om zich heen en ziet dat er een geloogde ladekast een halve meter bij de muur vandaan geschoven is. Daarachter liggen beddengoed, kussens en lakens. Tuula heeft daar geslapen in plaats van in bed.
Elin loopt voorzichtig, blijft staan als er een vloerplank kraakt, luistert even voor ze verder loopt en de laden van de ladekast uittrekt, maar daar liggen slechts gemangelde lakens en kleine zakjes met gedroogde lavendel. Ze tilt de lakens op, maar vindt niks, schuift de onderste la voorzichtig dicht en komt net overeind als er voetstappen op de gang klinken. Ze staat stil, probeert onhoorbaar te ademen, hoort het porseleinen belletje van Carolines kamer klingelen en dan is het weer stil.
Elin wacht even en loopt voorzichtig om de verschoven ladekast heen, kijkt naar het beddengoed en het kussen zonder sloop in het donker. Weer ruikt ze die eigenaardige geur en ze verplaatst het dekbed en trekt een grijze deken weg. Als ze het matras optilt, stijgt er een stank van bederf op. Op een krant op de vloer ligt oud voedsel: beschimmeld brood, wat kippenpoten, bruine appels, knakworstjes en gebakken aardappels.
94
Tuula mompelt dat ze moe is, wringt zich uit Daniels armen, loopt naar de grote ramen en likt aan het glas.
‘Heeft Vicky dingen gezegd die jij hebt gehoord?’ vraagt Daniel.
‘Wat bijvoorbeeld?’
‘Of ze verstopplekken heeft of plaatsen waar...’
‘Nee,’ antwoordt ze en ze draait zich naar hem om.
‘Maar jij luistert toch vaak naar de oudere meisjes.’
‘Jij ook,’ antwoordt ze.
‘Dat weet ik, maar ik heb op het moment moeite om me dingen te herinneren, dat wordt arousal genoemd,’ legt hij uit.
‘Is dat gevaarlijk?’
Hij schudt zijn hoofd, maar brengt het niet op om te glimlachen.
‘Ik ga naar een psycholoog en krijg medicijnen.’
‘Je moet niet verdrietig zijn,’ zegt ze en ze houdt haar hoofd scheef. ‘Het was eigenlijk goed dat Miranda en Elisabet werden vermoord... want er zijn al veel te veel mensen.’
‘Maar ik hield van Elisabet, ik had haar nodig en...’
Tuula slaat haar achterhoofd tegen het raam zodat het glas en de spijlen rinkelen. Een barst deelt een ruitje diagonaal in tweeën.
‘Misschien kan ik maar beter naar mijn kamer gaan om me achter de ladekast te verstoppen,’ mompelt ze.
‘Wacht,’ zegt Daniel.
95
Elin zit op haar knieën in Tuula’s kamer voor een handbeschilderde hutkoffer aan het voeteneinde van het bed. Op het deksel staat in krullerige letters: Fritz Gustavsson 1861 Harmånger. In het begin van de twintigste eeuw is meer dan een kwart van de Zweedse bevolking geëmigreerd naar Amerika, maar misschien is Fritz nooit weggekomen. Elin probeert het deksel open te krijgen, verliest de grip en breekt een nagel, probeert het weer maar de koffer zit op slot.
Het klinkt alsof er een ruit van de serre breekt en even later hoort ze Tuula keihard schreeuwen met overslaande stem.
Het kippenvel staat Elin op de armen en ze loopt naar het raam. Er staan zeven doosjes in de vensterbank, sommige van blik, andere van porselein. Ze doet er twee open. Het ene is leeg en in het andere liggen gebruikte lintjes.
Door het raampje is de donkerrode gevel van de andere hoek van het gebouw zichtbaar. In het donker is het gras aan de achterkant niet te zien. De grond ziet eruit als een zwarte afgrond. Maar vanuit een andere kamer valt er licht door het raam dat de buiten-wc en de brandnetels verlicht.
Ze doet een porseleinen potje open, ziet wat oude koperen munten, zet het terug en pakt dan een blikje met een kleurige harlekijn op de zijkant. Ze haalt het deksel eraf, schudt de inhoud in haar hand en ziet net dat het maar wat spijkertjes en een dode hommel zijn, als ze vanuit haar ooghoek een beweging aan de andere kant van het raam ziet. Ze kijkt weer naar buiten en voelt haar snellere hartslag bonzen in haar slapen. Buiten is alles stil. Het zwakke schijnsel van de kamer ernaast valt op de brandnetels. Het enige wat ze hoort is haar eigen ademhaling. Plotseling passeert er een gestalte door het licht en Elin laat het blikje op de grond vallen en stapt achteruit.
Het raampje is zwart en ze begrijpt dat er op dit moment iemand daar aan de andere kant naar haar zou kunnen staan kijken.
Elin besluit Tuula’s kamer uit te gaan, als haar oog op een stickertje midden op de deur van de bezemkast valt. Ze loopt erheen en ziet dat het de tijger van Winnie de Poeh voorstelt.
Tuula zei dat een tijger het bloemplaatje bewaakte.