‘Waarom zou je dat doen?’ vraagt hij.
‘Ook al kan het nooit meer goed komen, dan kan... Ik bedoel, stel dat ze onschuldig is.’
‘Er is niets dat in die richting wijst.’
‘Nee, maar ik kan niet geloven dat...’
Elin zwijgt en haar ogen vullen zich nogmaals met tranen die de wereld vervormen.
‘Omdat ze als kind lief en zoet was?’
‘Meestal was ze dat niet eens,’ glimlacht Elin.
‘Zoiets vermoedde ik al.’
‘Gaan jullie door met het onderzoek als ik betaal?’
‘We kunnen geen geld van je aannemen om...’
‘Ik ben ervan overtuigd dat het juridisch te regelen valt.’
‘Misschien, maar het verandert niets aan de zaak,’ legt Joona vriendelijk uit. ‘De officier van justitie staat op het punt het vooronderzoek af te sluiten...’
‘Wat moet ik doen?’ fluistert Elin wanhopig.
‘Ik zou dit niet tegen je moeten zeggen, maar ik ga door, want ik ben ervan overtuigd dat Vicky nog in leven is.’
‘Maar ze zeiden op het nieuws dat...’ fluistert Elin en ze staat op met een hand voor haar mond.
‘De auto is op vier meter diepte gevonden en er zaten bloed en haren aan de stijl van de kapotte voorruit,’ zegt hij.
‘Maar jij gelooft niet dat ze dood zijn?’ vraagt ze terwijl ze vlug de tranen van haar wangen veegt.
‘Ik weet dat ze niet in de rivier verdronken zijn,’ antwoordt hij.
‘Mijn god,’ fluistert Elin.
83
Elin gaat weer zitten en huilt met afgewend gezicht. Joona geeft haar de tijd, hij loopt naar het raam en kijkt naar buiten. Het regent zacht en de bomen in het park zwaaien in de namiddagwind.
‘Heb je enig idee waar ze zich schuil kan houden?’ vraagt hij na een poosje.
‘Haar moeder sliep altijd in garages... ik heb Susie een keer ontmoet toen ze zou proberen een weekend voor Vicky te zorgen... ze had toen een woning in Hallonbergen, maar het werkte niet, ze sliepen in de metro en Vicky werd in haar eentje aangetroffen in de metrotunnel tussen station Slussen en Mariatorget.’
‘Het kan lastig worden om haar vinden,’ zegt Joona.
‘Ik heb Vicky acht jaar niet gezien, maar de medewerkers van de Birgittagården... degenen die met haar hebben gepraat, zij moeten toch iets weten?’ zegt Elin.
‘Ja,’ knikt Joona en zwijgt dan.
‘Maar?’
Hij kijkt haar aan.
‘De enige met wie Vicky sprak was de verpleegkundige die is vermoord... en haar man die daar maatschappelijk werker is. Hij zou van alles moeten weten... of in ieder geval iets, maar het gaat geestelijk zo slecht met hem dat de arts de politie niet toestaat met hem te praten. Het is niet anders, de arts denkt dat een politieverhoor zijn herstel nadelig zal beïnvloeden.’
‘Maar ik ben geen agent,’ zegt Elin. ‘Ik kan met hem praten.’
Ze kijkt Joona aan en beseft dat dit precies is wat hij wilde dat ze zou zeggen.
In de lift naar beneden voelt ze die zware, bijna verdovende vermoeidheid van na een heftige huilbui. Ze denkt aan de stem van de commissaris, het vriendelijke Finse accent. Zijn ogen waren prachtig grijs en tegelijkertijd wonderlijk scherp.
De stevige vrouw, die zijn medewerkster is, had het streekziekenhuis in Sundsvall gebeld en te horen gekregen dat maatschappelijk werker Daniel Grim overgeplaatst was naar de psychiatrische afdeling, maar dat zijn behandelend arts gedurende de herstelperiode een nadrukkelijk bezoek- en contactverbod voor de politie had ingesteld.
Elin loopt de grote glazen entree van het Zweedse Korps Landelijke Politiediensten uit, gaat naar haar bmw en toetst het nummer van het ziekenhuis in Sundsvall in. Ze wordt doorverbonden met afdeling 52b en krijgt te horen dat de telefoon van Daniel Grim geblokkeerd is voor inkomende gesprekken, maar dat het bezoekuur tot zes uur duurt.
Ze zet het adres in de navigatiecomputer en ziet dat de afstand driehonderdvijfenzeventig kilometer is en dat ze als ze nu begint te rijden om kwart voor zeven bij het ziekenhuis aankomt. Ze keert op de Polhemsgatan waarbij ze over de stoep voor de ingang rijdt en gaat dan richting Fleminggatan.
Bij het eerste verkeerslicht belt Robert Bianchi om haar te herinneren aan de vergadering over twintig minuten met Kinnevik en Sven Warg bij Waterfront Expo.
‘Ik haal het niet,’ zegt ze kort.
‘Zal ik zeggen dat ze zonder jou kunnen beginnen?’
‘Robert, ik weet niet wanneer ik terugkom, maar vandaag in ieder geval niet.’
Op de e4 stelt ze de cruisecontrol in op exact negenentwintig kilometer per uur boven de toegestane snelheid. Boetes interesseren haar niet, maar haar rijbewijs kwijtraken zou niet best zijn.
84
Joona voelt en weet dat Vicky Bennet en het jongetje leven. Hij kan ze nu niet in de steek laten.