Hij laat de politiemannen boven niet merken dat hij bang begint te worden.
De zuigkracht is veel sterker dan hij ooit had kunnen vermoeden. Het gaat steeds sneller. Bellen en stof stromen door de beperkte lichtkring en verdwijnen. Alles buiten het schijnsel van de lamp is volkomen zwart.
‘Hoe diep ben je nu?’ vraagt de commissaris uit Stockholm.
Hij antwoordt niet, heeft geen tijd om op de dieptemeter te kijken, hij moet zien dat hij de afdaling stopt. Zijn ene hand frunnikt aan de inhalator terwijl zijn andere hem rechtstandig probeert te houden.
Een oude plastic zak zwabbert voorbij.
Hij stort naar beneden, probeert het ventiel op zijn rug te bereiken, maar slaagt er niet in het dopje dicht te draaien en stoot met zijn elleboog tegen de betonnen wand. Hij zwaait heftig heen en weer, bespeurt de adrenaline in zijn bloed, denkt paniekerig dat hij de afdaling onder controle moet zien te krijgen.
‘Zesentwintig meter,’ hijgt hij.
‘Dan ben je bijna bij de roosters,’ antwoordt de commissaris.
Het water dat onder de betonnen wand door de roosters gezogen wordt, doet zijn benen onbeheerst schudden.
Hasse daalt snel en beseft dat hij het risico loopt aan een afgebroken boomstam of scherpe tak gespietst te worden. Hij zal zijn loodgewichten moeten lossen om hier te kunnen blijven hangen, maar weet ook dat hij gewichten moet bewaren om weer naar boven te kunnen komen.
De bellen van uitgeademde lucht die het duikmasker verlaten verdwijnen in een glanzende parelketting naar beneden. De zuigkracht lijkt nog meer toe te nemen en een nieuwe stroming zwelt aan, een enorme kracht nadert hem van achteren. Het water wordt snel kouder. Het voelt alsof de hele rivier hem tegen de wand drukt.
Hij ziet een grote tak van een loofboom van bovenaf door het zwarte water dichterbij komen. De tak glijdt met trillende bladeren langs de betonnen wand. Hij probeert weg te duiken, maar de tak blijft in de reddingslijn hangen en zwiept tegen hem aan, glijdt schokkend voorbij en verdwijnt dan snel in het donker.
‘Wat was dat?’ vraagt de commissaris.
‘Er drijft een hoop troep in het water.’
Met trillende handen maakt de duiker de loodgewichten in zijn vest los en weet de heftige afdaling te stoppen. Hij hangt sidderend tegen de betonnen wand. Het zicht in het schijnsel van de lamp wordt steeds slechter, zand en modder vertroebelen het stromende water.
Plotseling stagneert hij, zijn voeten vinden steun, hij kijkt naar beneden en begrijpt dat hij de bovenrand van het rooster heeft bereikt, een betonnen richel. Enorme hoeveelheden takken, hele boomstammen, bladeren en troep hebben zich voor het inlaatrooster verzameld. De zuigkracht door het rooster de sluis in is zo krachtig dat elke beweging onmogelijk lijkt.
‘Ik ben ter plaatse,’ zegt hij vlug. ‘Maar het is lastig iets te zien, er ligt hier zoveel rotzooi...’
Voorzichtig klautert hij over de grote takken en probeert de reddingslijn vrij te houden. Hij klimt over een vibrerende boomstam. Een zachte, donkere gestalte beweegt achter een kronkelende sparrentak. Hij hijgt van inspanning terwijl hij ernaartoe gaat.
‘Wat gebeurt er?’
‘Er ligt hier iets...’
69
Het water is grauw en bellen stromen voor het gezicht van de duiker langs. Hij houdt zich met een hand vast en steekt de andere uit, probeert de dichte sparrennaalden weg te buigen.
Plotseling is het vlak voor zijn gezicht. Een opengesperd oog en een ontblote rij tanden. Hij hapt naar adem en glijdt bijna weg, overrompeld door de nabijheid. Het is een optisch fenomeen dat alles onder water dichterbij lijkt. Je went eraan, maar als je verrast wordt, kun je je er niet tegen verweren. Het grote lichaam van de eland ligt vlak tegen het rooster, zijn hals ingeklemd tussen een forse boomtak en een afgebroken roeispaan. Zijn kop wiegt in grote zwiepen heen en weer in de sterke stroom.
‘Ik heb een eland gevonden,’ zegt hij terwijl hij zich achterwaarts verplaatst, weg van het dode beest.
‘Dan heeft de hond daarop gereageerd,’ zegt Gunnarsson.
‘Kom ik naar boven?’
‘Zoek nog even verder,’ antwoordt Joona.
‘Dieper of meer zijwaarts?’
‘Wat is dat daar? Recht voor je?’ vraagt Joona.
‘Ziet eruit als stof,’ antwoordt Hasse.
‘Kun je erbij komen?’
Hasse voelt het melkzuur in zijn armen en benen. Hij gaat met zijn blik over alles wat zich voor het rooster heeft verzameld, probeert achter de zwarte sparrentak te kijken, tussen de naalden door. Alles schudt. Hij bedenkt dat hij een nieuwe PlayStation zal kopen voor het geld dat hij voor deze opdracht krijgt. Een verrassing voor zijn zoon, voor als hij thuiskomt na het voetbalkamp.
‘Karton, het is maar een stuk karton...’
Hij probeert het doorweekte golfkarton opzij te duwen. Het scheurt moeiteloos kapot. Een los stuk wordt met de stroom meegevoerd en vastgezogen tegen het rooster.