Home>>read Getuige free online

Getuige(50)

By:Lars Kepler






54


Joona heeft drie uur gereden als hij op Skrakegatan 35 in Bengtsfors arriveert. Toen de vrouw het adres in zijn notitieblok schreef, drupten de tranen op het papier. Hij had het blok uit haar hand moeten trekken en toen hij meer uit haar probeerde te krijgen, had ze slechts haar hoofd geschud, zich de keuken uit gehaast om zich vervolgens op te sluiten in de wc.

Langzaam rijdt hij langs rijtjeshuizen van rode baksteen naar een keerlus met garage. Nummer 35 is het laatste huis. De tuinmeubels van witte kunststof liggen omgewaaid in het hoge gras. De brievenbus aan een zwarte ketting zit bomvol reclamefolders van pizzeria’s en supermarkten.

Joona stapt uit, loopt door het onkruid bij het hek en dan over het pad van vochtige klinkers naar het huis.

Voor de deur ligt een drijfnatte deurmat met de tekst ‘sleutels, portemonnee, mobiel’. Tegen de binnenkant van de ramen zitten zwarte vuilniszakken geplakt. Joona belt aan. Een hond slaat aan en even later kijkt iemand naar hem door het spionnetje in de deur. Twee sloten worden rondgedraaid en dan gaat de deur op een kiertje open tot hij niet verder kan vanwege een veiligheidsbalk. De lucht van gemorste rode wijn slaat hem tegemoet. Hij kan de persoon in de donkere hal niet onderscheiden.

‘Mag ik even binnenkomen?’

‘Ze wil je niet ontvangen,’ antwoordt een jongen met een donkere, hese stem.

De hond hijgt en hij hoort hoe de slipketting ratelend aangetrokken wordt.

‘Maar ik moet haar spreken.’

‘We kopen niets,’ roept een vrouw uit een andere kamer.

‘Ik ben van de politie,’ zegt Joona.

Er klinken voetstappen vanuit het huis.

‘Is hij alleen?’ vraagt de vrouw.

‘Ik geloof van wel,’ fluistert de jongen.

‘Hou jij Zombie vast?’

‘Ga je opendoen? Mama?’ vraagt hij angstig.

De vrouw loopt naar de deur.

‘Wat wil je?’

‘Weet je iets over een meisje dat Vicky Bennet heet?’

De nagels van de hond glijden uit over de vloer. De vrouw doet de deur dicht en op slot. Joona hoort haar iets tegen de jongen schreeuwen. Even later wordt de deur op een kier van tien centimeter geopend. Ze heeft de veiligheidsbalk weggehaald. Joona duwt de deur verder open en stapt de hal in. De vrouw staat met haar rug naar hem toe. Ze is gekleed in een huidkleurige maillot en een wit t-shirt. Haar blonde haar hangt ver over haar schouders. Als Joona de deur achter zich sluit, wordt het zo donker dat hij moet blijven staan. Er brandt nergens licht.

Ze loopt voor hem uit. De zon staat direct op de ramen met vastgeplakte vuilniszakken. Gaatjes en scheuren stralen als sterren. Een zwak grijs schijnsel valt de keuken binnen. Op de tafel staat een wijnkarton en op het bruine zeil eronder ligt een grote plas. Als Joona de donkere woonkamer binnen gaat, zit de vrouw al op een bank van spijkerstof. Donkerpaarse gordijnen reiken tot aan de grond en daarachter zijn de vuilniszakken zichtbaar. Toch valt er een zwakke lichtstreep door de terrasdeur de kamer in, recht op de hand van de vrouw. Joona ziet dat haar nagels goed verzorgd en roodgelakt zijn.

‘Ga zitten,’ zegt ze rustig.

‘Graag.’

Joona neemt tegenover haar plaats op een grote voetenbank. Als zijn ogen aan de schemering gewend zijn, ziet hij dat er iets mis is met haar gezicht.

‘Wat wil je weten?’

‘Je bent bij de familie Arnander-Johansson langs geweest.’

‘Ja.’

‘Wat was de reden van je bezoek?’

‘Ik heb ze gewaarschuwd.’

‘Waarvoor heb je ze gewaarschuwd?’

‘Tompa!’ roept de vrouw. ‘Tompa!’

Een deur gaat open en langzame voetstappen komen dichterbij. Joona ziet de jongen niet in het donker, maar hij bespeurt toch zijn aanwezigheid en zijn silhouet dat zich vaag aftekent tegen de boekenkast. De jongen komt de donkere woonkamer binnen.

‘Doe de plafondlamp aan.’

‘Maar mama...’

‘Doe het gewoon!’

Hij drukt op de schakelaar en een grote bol van rijstpapier verlicht de hele kamer. De lange, tengere jongen staat met gebogen hoofd in het felle licht. Joona neemt hem op. Het gezicht van de jongen ziet eruit alsof het opengebeten is door een vechthond en daarna verkeerd is genezen. Zijn onderlip ontbreekt volledig, de ondertanden zijn zichtbaar, zijn kin en rechterwang zijn uitgehold en vleeskleurig. Een diepe rode groef loopt vanaf de haarinplant schuin over zijn voorhoofd en door zijn wenkbrauw. Als Joona weer naar de vrouw kijkt, ziet hij dat haar gezicht nog erger is toegetakeld. Toch glimlacht ze naar hem. Ze mist haar rechteroog, in haar gezicht en hals zijn diepe kerven te zien, minstens tien. Haar andere wenkbrauw hangt over haar oog en haar mond is op verschillende plaatsen kapotgesneden.

‘Vicky was kwaad op ons,’ zegt de vrouw en haar glimlach verdwijnt.