Reading Online Novel

Getuige(37)



‘Afweerverwondingen?’ vraagt Joona.

‘Maar aan de verkeerde kant,’ zegt Frippe.

‘We kunnen zo naar haar kijken,’ zegt de Naald. ‘Maar eerst geven we Miranda Ericsdotter wat aandacht.’

‘Wanneer zijn ze overleden – kunnen jullie dat zeggen?’ vraagt Joona.

‘De temperatuur daalt zoals je weet...’

‘Algor mortis,’ zegt Joona.

‘Ja, en deze afkoeling volgt een golvende curve... die afvlakt als de temperatuur van het lichaam de kamertemperatuur nadert...’

‘Dat weet hij,’ zegt Frippe.

‘Dus... in combinatie met de beoordeling van de lijkvlekken en stijfheid kunnen we zeggen dat het meisje en de vrouw ongeveer tegelijkertijd zijn gestorven, vrijdagavond laat.’

Joona kijkt hoe ze de baar naar de sectietafel rijden, tot drie tellen en een licht lichaam in een verzegelde transportzak op de tafel tillen. Als Frippe de zak opent, verspreidt zich een bedompte lucht van nat moutbrood en oud bloed.

Het meisje ligt op de sectietafel in dezelfde positie als waarin ze werd gevonden, met haar handen voor haar gezicht geslagen en haar enkels gekruist.

Lijkstijfheid ontstaat doordat het calciumniveau in de stilstaande spieren stijgt, waardoor twee verschillende proteïnen een verbinding aangaan. De stijfheid begint meestal in het hart en het diafragma. Na een halfuur treedt het op in de kaakmusculatuur en na twee uur in de nek.

Joona weet dat er veel kracht nodig zal zijn om Miranda’s handen voor haar gezicht weg te halen.

Plotseling schieten er merkwaardige gedachten door zijn hoofd. Dat niet Miranda zich achter de handen verbergt, gedachten aan een veranderd gezicht, aan beschadigde of uitgestoken ogen.

‘We hebben geen verzoek tot autopsie gekregen,’ zegt de Naald. ‘Waarom ligt ze met haar handen voor haar gezicht?’

‘Dat weten we niet,’ antwoordt Joona zacht.

Frippe fotografeert het lichaam zorgvuldig.

‘Ik neem aan dat er een uitgebreid forensisch geneeskundig onderzoek nodig is en dat jullie een sectierapport willen,’ zegt de Naald formeel.

‘Ja,’ antwoordt Joona.

‘Eigenlijk zou je een secretaresse nodig hebben bij een homicide,’ mort de patholoog-anatoom als hij om het lichaam heen loopt.

‘Nu zeur je weer,’ glimlacht Frippe.

‘Ja, dat is zo, neem me niet kwalijk,’ zegt de Naald en hij blijft even achter Miranda’s hoofd staan voor hij verder loopt.

Joona denkt aan de Duitstalige dichter Rilke die schreef dat de levenden ervan bezeten waren verschil te maken tussen de levenden en de doden. Hij beweerde dat er andere wezens waren, engelen, die geen verschil maakten.

‘De lijkvlekken wijzen erop dat het slachtoffer stil heeft gelegen,’ mompelt de Naald.

‘Maar ik denk dat Miranda vlak na de moord is verplaatst,’ zegt Joona. ‘Vanwege het patroon van het bloed vermoed ik dat haar lichaam slap was toen het op het bed werd gelegd.’

Frippe knikt bevestigend.

‘Als het zo snel gebeurt, dan ontstaan er geen vlekken.’

Joona dwingt zichzelf te blijven staan terwijl de twee artsen een nauwkeurige uitwendige schouwing van het lichaam doen. Hij kijkt en denkt dat zijn eigen dochter niet veel jonger is dan dit meisje dat stil en vreemd voor hem ligt.

Door de witte huid is een geel netwerk van adertjes zichtbaar geworden. Rondom haar hals en op haar dijen lopen aderen als bleke rivierenstelsels. Haar platte buik is wat ronder en donkerder geworden.

Joona volgt wat er in de snijzaal gebeurt, registreert het werk van de pathologen-anatomen, ziet hoe zakelijk de Naald de witte onderbroek openknipt en hem verpakt voor analyse, luistert naar hun gesprek en constateringen, maar bevindt zich in gedachten tegelijkertijd op de plaats delict.

De Naald constateert volstrekte afwezigheid van zichtbare sporen van verweer en Joona hoort hem het ontbreken van verwondingen aan de weke delen met Frippe bespreken.

Niets wijst op strijd of gewone mishandeling.

Miranda heeft de slagen op haar hoofd afgewacht, heeft niet geprobeerd te ontkomen, heeft zich niet verweerd.

Joona denkt aan de kale kamer waar ze haar laatste momenten heeft doorgebracht en registreert ondertussen dat de twee mannen haren met haarwortels uit haar hoofd trekken voor vergelijkende monsters en edta-buisjes met bloed vullen.

De Naald schraapt onder haar nagels, kijkt Joona aan en kucht zacht.

‘Geen huidresten... ze heeft zich niet verdedigd.’

‘Ik weet het,’ antwoordt Joona.

Als ze vervolgens het letsel aan haar schedel gaan onderzoeken, komt Joona dichterbij en zorgt dat hij alles kan zien.

‘Krachtig stomp geweld tegen het hoofd is waarschijnlijk de directe doodsoorzaak,’ zegt de Naald als hij merkt hoe aandachtig Joona kijkt.

‘Van voren?’ vraagt Joona.