‘Wordt er intern onderzoek naar je gedaan?’ vraagt Susanne Öst verbijsterd. ‘Is dat waar?’
‘Ja,’ antwoordt Joona. ‘Maar mijn taak...’
‘En ik heb je al die tijd vertrouwd,’ zegt ze en haar mond wordt heel klein. ‘Ik laat je toe in het onderzoek, luister naar je. En jij liegt gewoon.’
‘Ik heb hier geen tijd voor,’ zegt Joona ernstig. ‘Ik moet Daniel Grim spreken.’
‘Dat doe ik wel,’ zegt Gunnarsson snuivend.
‘Jullie begrijpen neem ik aan dat dit heel belangrijk is,’ vervolgt Joona. ‘Daniel Grim kan de enige zijn die...’
‘Ik ben niet van plan met je samen te werken,’ valt de officier van justitie hem in de rede.
‘Je bent geschorst,’ zegt Gunnarsson.
‘Ik ben al het vertrouwen in je kwijt,’ zucht Susanne terwijl ze naar de uitgang loopt.
‘Dag,’ zegt Gunnarsson en hij loopt haar achterna.
‘Als je de mogelijkheid krijgt om met Daniel te praten, moet je naar Dennis vragen,’ roept Joona hen na. ‘Vraag Daniel of hij weet wie Dennis is en vraag vooral waar Vicky heen is. We hebben een naam of een plaats nodig. Daniel is de enige met wie Vicky sprak en hij...’
‘Ga toch naar huis,’ lacht Gunnarsson. Hij zwaait naar hem over zijn schouder en verdwijnt naar buiten.
41
Maatschappelijk werker Daniel Grim werkt al elf jaar in deeltijd met de jongeren van het internaat Birgittagården. Hij geeft cognitieve gedragstherapie en aggression replacement training en spreekt alle pupillen minstens één keer per week individueel.
Daniels vrouw Elisabet was verpleegkundige en deed de nachtdiensten en hij dacht dat zij met Nina Molander, het meisje dat in zware shock was, in de ambulance mee was gegaan naar het ziekenhuis.
Toen Daniel begreep dat Elisabet dood in het bakhuis lag, zakte hij op de grond in elkaar. Hij sprak verward over Elisabets hartziekte, maar toen het tot hem doordrong dat ze was overleden door toedoen van geweld, werd hij heel stil. Op de huid van zijn armen stond kippenvel en het zweet stroomde over zijn wangen, hij ademde snel en zei geen woord toen hij op een brancard de ambulance in geschoven werd.
Commissaris Gunnarsson heeft al een nieuwe sigaret tevoorschijn gehaald als hij uit de lift stapt op afdeling 52 a van de psychiatrische vleugel van het streekziekenhuis in Sundsvall.
Een jonge man met openhangende doktersjas komt hem tegemoet, ze begroeten elkaar en Gunnarsson loopt met hem mee door een gang met lichtgrijze muren.
‘Zoals ik over de telefoon al zei, denk ik niet dat een verhoor nu al zinvol is...’
‘Nee, maar ik wil alleen een praatje met hem maken.’
De arts houdt abrupt halt en kijkt Gunnarsson even aan als hij begint uit te leggen hoe de zaken ervoor staan.
‘Daniel Grim bevindt zich in een soort traumatische stresstoestand die arousal wordt genoemd. Daarbij zijn de hypothalamus en het limbisch systeem geactiveerd en...’
‘Dat interesseert me niet,’ valt Gunnarsson hem in de rede. ‘Ik moet weten of hij is volgepropt met medicijnen en helemaal van de wereld is.’
‘Nee, hij is niet van de wereld, maar ik zou je niet bij hem laten als er niet...’
‘We hebben een dubbele moord die...’
‘Je weet heel goed wie er hier de beslissingen neemt,’ onderbreekt de arts hem rustig. ‘Als ik denk dat een gesprek met de politie een negatieve invloed heeft op het herstel van de patiënt, moeten jullie doodeenvoudig wachten.’
‘Dat begrijp ik,’ zegt Gunnarsson op een geforceerde rustiger toon.
‘Maar omdat de patiënt zelf heeft herhaald dat hij de politie wil helpen, heb ik besloten dat je hem in mijn aanwezigheid vragen kunt stellen.’
‘Dank je wel,’ glimlacht Gunnarsson.
Ze lopen verder door de gang, slaan een hoek om, komen langs een reeks ramen die uitkijken op een binnenplaats met dakramen en airconditioning, waarna de arts een deur van een ziekenkamer opendoet.
Lakens en dekbed liggen op de kleine bank, maar Daniel Grim zit met zijn rug tegen de verwarming op de vloer onder het raam. Zijn gezicht is wonderlijk ontspannen en hij kijkt niet op als ze binnenkomen.
Gunnarsson trekt een stoel bij en gaat voor Daniel zitten. Een poosje later vloekt hij en hurkt dan neer voor de rouwende man.
‘Ik moet nodig met je praten,’ zegt hij. ‘We moeten Vicky Bennet vinden... ze wordt verdacht van de moorden op de Birgittagården en...’
‘Maar ik...’
Gunnarsson zwijgt abrupt als Daniel iets fluistert en wacht dan tot hij verdergaat.
‘Ik verstond je niet,’ zegt hij.
De arts staat stil naar ze te kijken.
‘Ik denk niet dat zij het is,’ fluistert Daniel. ‘Ze is zo aardig en zo...’