Home>>read Getuige free online

Getuige(25)

By:Lars Kepler


‘Zien ze jongens?’

Ze knikt.

‘Vicky ook?’

‘Ja, ze gaat ’s nachts stiekem naar buiten,’ zegt Tuula terwijl ze zich naar Joona toe buigt.

‘Weet je naar wie ze toe gaat?’

‘Dennis.’

‘Wie is dat?’

‘Weet ik niet,’ fluistert ze en ze likt langs haar lippen.

‘Maar hij heet Dennis? Heb je een achternaam?’

‘Nee.’

‘Hoe lang blijft ze dan weg?’

Tuula haalt haar schouders op en pulkt een stukje tape onder de zitting van haar stoel los.





31


Officier van justitie Susanne Öst staat buiten het hotel naast een grote Ford Fairlane te wachten. Haar gezicht is rond en onopgemaakt. Ze heeft haar blonde haar opgestoken in een paardenstaart en draagt een zwarte lange broek en een grijs jasje. Ze heeft hard in haar hals gekrabd en een punt van de kraag van haar blouse wijst omhoog.

‘Heb je er iets op tegen dat ik een tijdje politieagentje speel?’ vraagt ze blozend.

‘Integendeel,’ zegt Joona en hij schudt haar de hand.

‘We zijn bezig de deuren langs te gaan, doorzoeken garages, schuren, parkeerplaatsen en dergelijke,’ zegt ze ernstig. ‘Zo sluiten we het net, er zijn niet veel plekken waar je een auto kunt verbergen...’

‘Nee.’

‘Maar nu we een naam hebben gaat het natuurlijk wat sneller,’ glimlacht ze terwijl ze het voorportier van de grote Ford opent. ‘Er zijn in dit gebied vier mensen die Dennis heten.’

‘Ik rij achter je aan,’ zegt hij terwijl hij in zijn Volvo stapt.

De Amerikaanse auto schommelt als hij wegrijdt richting Indal. Joona volgt haar en denkt aan Vicky.

Haar moeder Susie Bennet was verslaafd en dakloos tot ze afgelopen winter overleed. Vicky heeft vanaf haar zesde jaar in verschillende pleeggezinnen en instituten gewoond en heeft waarschijnlijk snel geleerd om relaties te verbreken en op te bouwen.

Als Vicky ’s nachts wegsluipt om iemand te ontmoeten, moet hij vrij dicht in de buurt wonen. Misschien wacht hij op haar in het bos of op de grindweg, misschien volgt ze weg 86 naar zijn huis in Baggböle of Västloning.

Het asfalt droogt op, het regenwater verzamelt zich in de greppels en ondiepe plassen. De lucht is lichter geworden maar het bos druipt nog steeds.

De officier van justitie belt Joona en hij ziet dat ze in haar achteruitkijkspiegel naar hem kijkt terwijl ze praat.

‘We hebben nu een Dennis in Indal gevonden,’ zegt ze. ‘Hij is zeven jaar... en een andere Dennis, in Stige, maar hij werkt op het moment in Leeds...’

‘Nog twee,’ constateert Joona.

‘Ja, Dennis en Lovisa Karmstedt wonen in een huis even buiten Tomming. Daar zijn we nog niet geweest. Verder is er een Dennis Rolando die bij zijn ouders even ten zuiden van Indal woont. We zijn bij zijn ouders langs geweest en daar hebben we niks gevonden. Maar hij heeft ook een grote loods aan de Kvarnvägen waar we niet in kunnen... het is vast niks, want ze hebben hem gesproken en hij blijkt in de auto naar Sollefteå te zitten.’

‘Forceer de deur van die loods.’

‘Oké,’ zegt ze en ze hangt op.

Het landschap wordt opener en aan beide kanten van de weg liggen akkers. Overal glinstert en blinkt het. Rode boerderijen liggen tegen de bosrand en achter de boerderijen loopt het bos vele tientallen kilometers door.

Op het moment dat Joona het rustige Östanskär passeert, zagen twee geüniformeerde agenten de stalen deur van de loods open met een haakse slijper. Een regen van vonken spuit over de weg. De agenten drukken forse breekijzers tussen de deur en breken hem dan de verkeerde kant op open en gaan naar binnen. Het schijnsel van hun zaklampen dringt door tussen donkere formaties. Onder vuile plastic hoezen staan een stuk of vijftig verouderde arcadespellen, apparaten met namen als Space Invaders, Asteroids en Street Fighter.

Joona ziet Susanne Öst bellen en hem daarna een blik via de spiegel toewerpen. Zijn telefoon gaat. Susanne vertelt vlug dat er nog maar één adres overblijft. Het is niet ver weg. Ze zouden er in tien minuten moeten zijn.

Ze mindert vaart en hij rijdt achter haar aan als ze rechts afslaat naar een weg tussen twee drassige omheinde weiden, die verder het bos in leidt. Ze komen bij een geelhouten huis waar de luxaflex voor alle ramen naar beneden getrokken is. Appelbomen groeien in de goed onderhouden tuin en op het erf staat een blauw-witgestreepte schommelbank.

Ze zetten hun auto neer en lopen samen naar een geparkeerde politiewagen.

Joona groet zijn collega’s en kijkt daarna naar het huis met de dichte luxaflex.

‘We weten niet of Vicky de auto heeft meegenomen om het kind te ontvoeren of alleen omdat ze een auto wilde hebben en er toevallig een kind op de achterbank zat,’ zegt hij. ‘Maar we moeten het kind op dit moment hoe dan ook als gegijzeld beschouwen.’