Ze zwijgt en wist de regen van haar voorhoofd, ademt in en vervolgt: ‘We zetten de laatste wegen af en dan gaan we met een helikopter van de reddingsdienst...’
Pia doet het bovenste knoopje van haar blouse open en zoekt met haar hand steun bij de motorkap van de politiewagen. Ze ademt veel te zwaar, probeert tot bedaren te komen, ze heeft pijn op haar borst. Ze begrijpt dat ze eisen zou moeten stellen, maar kan niet helder denken, voelt alleen een vertwijfelde angst en verwarring.
28
Hoewel het nog steeds giet van de regen, druppelt het maar een beetje op de grond tussen de bomen in het bos.
Een grote, witte commandobus staat stil in de regen, midden op het erf tussen de gebouwen van de Birgittagården. In de bus bevindt zich een commandocentrale en om een tafel met plattegronden en computers zit een groep mannen en vrouwen.
Het gesprek over het actuele moordonderzoek valt stil als ze naar de portofoongesprekken over een ontvoerd jongetje luisteren. Er zijn wegversperringen opgezet op weg 330 en op de brug bij Indal, bij Kävsta en verder naar het noorden op weg 86. Hun collega’s zijn er eerst van overtuigd dat ze de auto zullen tegenhouden, maar daarna wordt het stil. Tien minuten lang geen communicatie, tot de portofoon ineens weer kraakt en een collega hijgend verslag uitbrengt.
‘Hij is weg, de auto is weg... hij zou hier moeten zijn, maar hij komt niet... We hebben verdomme alle wegen die er zijn afgesloten, maar hij is gewoon weg... ik weet niet wat ik moet doen,’ zegt Mirja vermoeid. ‘De moeder zit bij mij in de auto, ik zal proberen met haar te praten...’
De agenten hebben zwijgend naar de gesprekken zitten luisteren. Nu verzamelen ze zich rondom de plattegrond op de tafel, terwijl Bosse Norling weg 86 volgt met zijn vinger.
‘Als ze hem hier en hier hebben afgezet... kán de auto niet wegkomen,’ zegt hij. ‘Hij kan natuurlijk naar een garage in Bäck of Bjällsta zijn gereden... of hij is een bosbouwweg ingeslagen, maar het blijft raar.’
‘En die bosbouwwegen lopen allemaal dood,’ zegt Sonja Rask.
‘Ben ik de enige die denkt dat Vicky Bennet die auto meegenomen kan hebben?’ vraagt Bosse voorzichtig.
Het gekletter op het dak is minder geworden, maar er stroomt nog steeds regenwater langs de ramen van de bus.
Sonja gaat aan de computer zitten en begint het misdaadregister, het verdachtenregister en actuele voogdijkwesties te controleren via het intranet van de politie.
‘Negen van de tien keer,’ zegt Gunnarsson en hij leunt achterover terwijl hij een banaan pelt, ‘lost dit soort vervelende kwesties zichzelf op... Ik denk dat ze met haar vent in de auto zat, ze kregen ruzie en het eindigde ermee dat hij het zat was, haar eruit zette en ervandoor ging.’
‘Ze is niet getrouwd,’ zegt Sonja.
‘Volgens de statistieken,’ vervolgt Gunnarsson op dezelfde onderwijzende toon, ‘worden de meeste kinderen in Zweden buiten het huwelijk geboren en...’
‘Hier hebben we het,’ onderbreekt Sonja hem. ‘Pia Abrahamsson heeft de voogdij over haar zoon Dante aangevraagd en de vader heeft geprobeerd dat aan te vechten...’
‘Dus we laten het mogelijke verband met Vicky Bennet los?’ vraagt Bosse.
‘Probeer eerst de vader te pakken te krijgen,’ zegt Joona.
‘Dat doe ik,’ zegt Sonja en ze gaat achter in de bus zitten.
‘Hoe was het buiten Vicky Bennets raam?’ vraagt Joona.
‘Op de grond was er niets, maar we hebben afdrukken en wat stolsel op de vensterbank buiten en op de gevel gevonden,’ zegt een technisch rechercheur.
‘En bij de bosrand?’
‘Zo ver waren we nog niet toen het ging regenen.’
‘Maar Vicky Bennet is waarschijnlijk zo het bos in gerend,’ zegt Joona bedachtzaam.
Hij slaat Bosse Norling gade die op de ouderwetse manier met een passer over de kaart gebogen zit, hij plaatst de pin op de Birgittagården en tekent een cirkel.
‘Zij heeft die auto niet meegenomen,’ zegt Gunnarsson. ‘Het kost goddomme geen drie uur om door het bos bij weg 86 te komen en die te volgen tot...’
‘Maar het is niet makkelijk om je ’s nachts te oriënteren... dus ze kan best zo gelopen zijn,’ zegt Bosse.
Hij wijst een boog op de kaart aan ten oosten van een moerassig gebied, en daarna een lijn die schuin naar het noorden loopt.
‘Dan zou het tijdstip kloppen,’ zegt Joona.
‘Dantes vader is op het moment op Tenerife,’ roept Sonja vanachter in de bus.
Olle Gunnarsson vloekt binnensmonds, loopt naar de portofoon en roept agente Mirja Zlatnek op.
‘Met Gunnarsson,’ zegt hij. ‘Heb je de getuigenverklaring van de moeder opgenomen?’
‘Ja, ik...’
‘Hebben we een signalement?’