Daniel moet Flora overmeesterd hebben.
Om de stal en de muur heen is te ver. Er is geen tijd. Misschien is het al te laat.
179
Joona trekt zijn pistool terwijl hij de lege stal in rent. Licht stroomt van alle kanten door de kierende planken naar binnen. Het is misschien een meter of zeven naar de nok. De spleten vormen een enorme kooi van licht.
Joona rent recht over de droge, onverharde vloer van de stal, ziet de gele akker flikkeren tussen de planken en dan de twee gestalten aan de achterkant van de stal.
Flora ligt roerloos op de grond en Daniel staat met het geweer op haar gezicht gericht over haar heen gebogen.
Joona blijft staan en heft zijn pistool met gestrekte arm. De afstand is eigenlijk te groot. Door de kieren tussen de planken is Daniel net zichtbaar als hij zijn hoofd schuin houdt en de loop van het geweer tegen Flora’s oog drukt.
Het gaat allemaal razendsnel.
Het vizier van het pistool trilt voor Joona’s ogen. Hij richt op Daniels romp, gaat mee met zijn beweging en haalt de trekker over.
Er klinkt een knal, de terugslag slaat door zijn arm, de kruitspatten branden op zijn hand.
De kogel uit het pistool is precies tussen twee planken in de wand door gegaan. Een wolkje stof wervelt op in het licht van de spleet.
Joona blijft echter niet staan om te kijken of hij raak heeft geschoten, maar rent verder door de stal. Hij kan de beide gestalten niet meer zien. Het licht tussen de planken flitst voorbij. Joona trapt een smalle achterdeur open, loopt met grote passen het taillehoge onkruid in en struikelt het erf achter de schuur op.
Daniel heeft zijn geweer op de grond laten vallen, het is hem niet gelukt het een tweede keer af te vuren. Voordat hij de kans kreeg drong de kogel uit Joona’s pistool zijn lichaam binnen.
Daniel loopt over het erf naar het enorme veld en houdt zijn hand tegen zijn buik. Er loopt bloed tussen zijn vingers door en over zijn broek. Hij hoort Joona achter zich, draait zich wankelend om en maakt een gebaar naar Flora die op haar rug ligt en hijgend ademhaalt.
Joona loopt door naar Daniel met het pistool op diens borstkas gericht.
De zon blikkert in Daniels bril als hij op de grond gaat zitten.
Hij kreunt en kijkt op.
Zonder iets te zeggen schopt Joona het geweer weg, pakt Daniels arm vast en sleept hem een paar meter over het erf. Hij zet hem met een handboei vast aan een van de ijzeren ringen in de betonnen fundering en haast zich dan terug naar Flora.
Ze is niet buiten bewustzijn, maar kijkt hem met een strakke, vreemde blik aan. Ze bloedt flink uit haar bovenbeen. Haar gezicht is bleek en klam van het zweet. Ze is bezig een verbloedingsshock te krijgen en ademt heel snel en hijgend.
‘Drinken,’ fluistert ze.
Flora’s broekspijp is drijfnat van het bloed en het blijft maar opborrelen. Er is geen tijd om een drukverband aan te leggen. Hij pakt haar bovenbeen met beide handen vast en drukt met zijn duimen boven de wond, precies tegen de slagader. Het warme, opwellende bloeden neemt onmiddellijk af. Hij drukt harder en kijkt naar Flora’s gezicht. Haar lippen zijn wit en haar ademhaling is heel oppervlakkig. Haar ogen zijn dichtgezakt en hij voelt haar hoge hartslag.
‘De ambulance is er zo,’ zegt hij. ‘Het komt goed, Flora.’
Achter zijn rug hoort Joona dat Daniel iets probeert te zeggen. Hij draait zich om en ziet dat er een bejaarde man aan komt. De oude heer draagt een zwarte jas over een zwart pak en zijn voetstappen richting Daniel zijn opmerkelijk zwaar. Het strenge gezicht van de man is grauw en zijn ogen staan verdrietig als hij Joona aankijkt.
‘Laat me alleen mijn zoon omhelzen,’ verzoekt hij met hese stem.
Joona kan de druk op Flora’s been niet verminderen. Hij moet zo blijven zitten om haar leven te redden.
Als de man hem passeert ruikt Joona een benzinelucht. De jas van de oude man is doordrenkt. Hij heeft zich met benzine overgoten, houdt al een doosje lucifers in zijn hand en beweegt zich met verdoofde traagheid.
‘Niet doen,’ roept Joona.
Daniel staart naar zijn vader en probeert weg te kruipen, rukt aan de handboeien en probeert zijn hand eruit te trekken.
De oude man slaat Daniel gade die vecht om weg te komen. Zijn vingers trillen als hij in het doosje naar een lucifer graait, het dichtschuift en de kop tegen het strijkvlak legt.
‘Ze liegt,’ jammert Daniel.
De vader hoeft alleen maar de lucifer over het strijkvlak te halen waarna hij met een blazend geluid ontvlamt. Een bol lichtblauw vuur omvat hem. De hitte slaat Joona in het gezicht. De brandende oude man wankelt, buigt zich dan over zijn zoon en omarmt hem met zijn vuur. Het gras op de grond om hen heen vat vlam. De oude man houdt zich vast. Daniel vecht, maar moet het opgeven. Het vuur sluit zich knetterend om hen beiden. De vlammen die naar boven uitslaan klinken als een vlag in de wind. Een zuil van zwarte rook en gloeiende roetschilfers stijgt naar de hemel.