Het klinkt alsof hij tegen haar vloekt.
‘Nu gaan we,’ zegt Flora tegen Daniel.
De vader en moeder gapen haar aan. Er valt niets meer te zeggen. Ze verlaat de eetzaal samen met haar broer.
177
Flora en Daniel verlaten het landhuis, lopen het bordes af, over de binnenplaats naar de oprijlaan, langs een vrijstaande vleugel in de richting van een paar schuren en stallen.
‘Doorlopen,’ mompelt ze als hij te traag is.
Ze lopen over de grindweg om de grote rode schuur heen om bij de akker te komen. Flora houdt het geweer continu op Daniels rug gericht en fragmenten van herinneringen van haar twee jaar op het landgoed komen boven, maar ze realiseert zich ook dat er een fase daarvoor was die volkomen zwart is – de periode dat ze samen met Daniel in kindertehuizen woonde.
Maar helemaal aan het begin moet er een tijd geweest zijn dat ze bij haar moeder was.
‘Ga je me doodschieten?’ vraagt Daniel zacht.
‘Dat kan ik doen,’ antwoordt Flora. ‘Maar ik wil dat we naar de politie gaan.’
De zon komt tussen de zware regenwolken tevoorschijn en verblindt haar een moment. Als de witte reflecties minder worden, merkt ze dat haar handen klam zijn van het zweet. Eigenlijk zou ze haar handen willen afvegen aan haar broek, maar ze durft de greep om het geweer niet te veranderen.
In de verte krast een kraai.
Ze komen langs twee tractorbanden en een oude badkuip die in het gras liggen, lopen de grindweg verder af die een wijde bocht om de grote, lege stal maakt. Zwijgend lopen ze langs brandnetels en uitgebloeide wilgenroosjes rond een muur waartegen zakken met kleikorrels staan opgestapeld.
Het is een lange omweg om de enorme akker te bereiken.
De zon wordt overschaduwd door de grote schuur als ze aan de achterkant komen.
‘Flora,’ mompelt hij verbaasd.
Haar armen beginnen moe te worden en haar spieren trillen.
In de verte tekent de weg naar Delsbo zich af als een potloodstreep recht door de gele velden.
Flora port Daniel met de loop tussen zijn schouderbladen en samen lopen ze het droge erf bij de stal op.
Vlug veegt ze het zweet van haar hand en legt dan haar vinger weer op de trekker.
Daniel blijft staan, wacht op de aanraking van de loop, waarna hij verder loopt langs de betonnen fundering met ringen van roestig ijzer erin vast gegoten.
Er groeit onkruid langs de gebarsten rand.
Daniel trekt met een been en wordt steeds trager.
‘Doorlopen,’ zegt Flora.
Hij steekt zijn hand uit en laat hem door het hoge onkruid glijden. Een vlinder vliegt op en wervelt omhoog.
‘Ik dacht dat we hier konden stoppen,’ zegt hij terwijl hij zijn pas inhoudt. ‘Want dit is de oude slachtplaats, toen we nog vee hadden... weet je nog van het slachtmasker en dat ze de dieren sloegen?’
‘Ik schiet als je stopt,’ zegt ze en ze voelt haar vinger beven op de trekker.
Daniel grijpt een roze klokvormige bloem en trekt hem van de stengel af, stopt en draait zich om naar Flora om haar de bloem te geven.
Ze stapt achteruit, bedenkt dat ze moet schieten, maar daar krijgt ze de tijd niet voor. Daniel heeft de loop al gepakt en trekt het geweer met een ruk naar zich toe.
Flora is zo verbaasd dat ze zelfs niet terugdeinst als hij met de kolf tegen haar borst stoot zodat ze op haar rug valt. Ze hapt naar adem, hoest, tast met haar hand en komt overeind.
Ze staan recht tegenover elkaar. Daniel neemt haar met dromerige ogen op.
‘Je had misschien niet moeten kijken,’ zegt hij.
Met een nonchalant gebaar laat hij het geweer zakken zodat de loop naar de grond wijst. Ze weet niet wat ze moet terugzeggen. Een angst doet haar maag samenknijpen als ze beseft dat ze waarschijnlijk op deze plek zal sterven.
Kleine insecten bewegen in het onkruid.
Daniel tilt het geweer op en kijkt haar aan. Hij legt de loop tegen haar rechterbovenbeen en als hij het wapen plotseling afvuurt lijkt dat bijna onopzettelijk te gaan.
De knal is zo hard dat haar oren suizen.
De kogel is dwars door Flora’s beenspier gegaan en ze voelt eigenlijk geen pijn, alleen een soort kramp.
Daniel doet een stap achteruit door de terugslag en ziet Flora vallen als ze niet meer op haar been kan steunen.
Ze probeert zichzelf op te vangen maar slaat met haar heup en wang tegen de grond, blijft op haar zij liggen, ruikt de geur van hooi en kruit.
‘Doe je handen voor je gezicht,’ zegt hij en hij richt het geweer op haar gezicht.
Flora ligt op haar zij en het bloed borrelt uit haar dij. Ze richt haar blik op de grote stal. Het wordt even zwart voor haar ogen. Ze voelt zich misselijk, het landschap met de gele velden en de hoge stal tolt om haar heen alsof ze in een draaimolen zit.
Haar hart gaat zo tekeer dat ze moeite heeft met ademhalen. Ze hoest en zucht diep.
Daniel staat in het tegenlicht over haar heen gebogen. Hij drukt het geweer tegen haar schouder zodat ze op haar rug valt. Een vreselijke pijn in haar bovenbeen doet haar jammeren. Hij neemt haar op en zegt iets wat ze niet verstaat.