Hij gaat naar het bed toe. Er loopt een ijskoude rilling langs zijn nek als hij het dekbed wegtrekt. De lakens zitten vol ingedroogd bloed. Maar degene die hier gelegen heeft, was niet gewond.
Het bloed is afgeveegd, uitgesmeerd.
Een bebloed persoon heeft tussen de lakens geslapen.
Joona blijft een tijdje staan om de bewegingen te interpreteren.
Ze heeft echt geslapen, denkt hij.
Als hij het kussen weg wil halen, blijkt het vast te zitten. Het zit vastgeplakt aan het onderlaken en het matras. Joona trekt het los. Daar ligt een hamer met bruine klompen donker bloed en haren. Het meeste bloed is opgezogen door de stof, maar de kop van de hamer glinstert nog vochtig.
20
De Birgittagården is in een mooi, zacht licht gehuld en het meer Himmelsjön glinstert toverachtig tussen de hoge, oude bomen. Een paar uur geleden nog maar stond Nina Molander op om te gaan plassen en vond Miranda dood in haar bed. Ze maakte iedereen wakker, er brak paniek uit en ze belden maatschappelijk werker Daniel Grim die onmiddellijk de politie waarschuwde.
Nina Molander was zozeer in shock dat ze met de ambulance naar het streekziekenhuis in Sundsvall is gebracht.
Op het erf staat Gunnarsson met Daniel Grim en Sonja Rask. Gunnarsson heeft de achterklep van zijn witte Mercedes opengezet en de schetsen van de technici van de plaats delict in de kofferbak gelegd.
De hond aan de looplijn blaft voortdurend opgewonden en rukt aan zijn riem.
Als Joona achter de auto blijft staan en zijn hand door zijn warrige haar haalt, hebben de drie personen zich al naar hem omgedraaid.
‘Het meisje is via haar raam gevlucht,’ zegt hij.
‘Gevlucht?’ vraagt Daniel verbijsterd. ‘Is Vicky gevlucht? Waarom zou...’
‘Er zat bloed op de vensterbank, er zat bloed in haar bed en er...’
‘Maar dat betekent toch niet...’
‘Er lag een bebloede hamer onder haar kussen,’ rondt Joona af.
‘Dit klopt niet,’ zegt Gunnarsson geïrriteerd. ‘Dat kan niet kloppen, aangezien het geweld zo ontzettend hevig was.’
Joona kijkt maatschappelijk werker Daniel Grim weer aan. Zijn gezicht is weerloos en kwetsbaar in het scherpe zonlicht.
‘Wat zeg jij?’ vraagt Joona hem.
‘Waarover? Over dat Vicky... Dat is volkomen ziek,’ antwoordt Daniel.
‘Waarom?’
‘Alleen al omdat jullie er zonet,’ zegt hij met een onwillekeurig lachje, ‘nog volkomen zeker van waren dat het om een grote man ging – Vicky is klein, ze weegt nog geen vijftig kilo, haar polsen zijn zo dun als...’
‘Is ze gewelddadig?’ vraagt Joona.
‘Vicky heeft dit niet gedaan,’ antwoordt Daniel rustig. ‘Ik werk nu al twee maanden met haar en ik kan zeggen dat zij het niet is.’
‘Was ze gewelddadig voor ze hier kwam?’
‘Zoals jullie weten heb ik mijn beroepsgeheim,’ antwoordt Daniel.
‘Je begrijpt toch zeker wel dat je onze tijd staat te verdoen met je beroepsgeheim?’ zegt Gunnarsson.
‘Ik kan zeggen dat ik sommige pupillen train in agressiebeheersing... bijvoorbeeld door niet met woede op teleurstelling of angst te reageren,’ vertelt Daniel beheerst.
‘Maar Vicky niet?’ vraagt Joona.
‘Nee.’
‘En waarom is ze hier?’ vraagt Sonja.
‘Ik kan me niet uitlaten over individuele pupillen.’
‘Maar je bent van mening dat ze niet gewelddadig is?’
‘Ze is aardig,’ zegt hij eenvoudig.
‘Wat denk je dan dat er is gebeurd? Waarom ligt er een bebloede hamer onder haar kussen?’
‘Ik weet het niet, het klopt niet. Misschien heeft ze iemand geholpen? Het wapen verborgen.’
‘Welke pupillen zijn gewelddadig?’ vraagt Gunnarsson kwaad.
‘Ik kan niemand aanwijzen – dat moeten jullie toch begrijpen.’
‘Dat doen we,’ antwoordt Joona.
Daniel kijkt hem dankbaar aan en ademt rustiger.
‘Maar probeer met ze te praten,’ zegt Daniel. ‘Dan merk je vrij snel wie ik bedoel.’
‘Bedankt,’ zegt Joona en hij loopt weg.
‘Maar realiseer je dat ze een bekende hebben verloren,’ zegt Daniel snel.
Joona blijft staan en gaat terug naar Daniel.
‘Weet je in welke kamer Miranda is gevonden?’
‘Nee, maar ik ging ervan uit...’
Daniel zwijgt en schudt zijn hoofd.
‘Want ik kan me nauwelijks voorstellen dat het haar eigen kamer is,’ zegt Joona. ‘Hij is bijna leeg, ligt rechts van de wc’s.’
‘De separeer,’ antwoordt Daniel.
‘Wanneer komt iemand daar terecht?’ vraagt Joona.
‘Als...’
Daniel zwijgt en kijkt verbaasd.
‘Waar denk je aan?’
‘De deur had op slot moeten zitten,’ zegt hij.
‘Er zit een sleutel in het slot.’