‘Zesendertig jaar geleden heeft hij een kind gedood op exact dezelfde manier als het meisje op de Birgittagården,’ antwoordde Joona en hij reed langzaam de grindweg af.
‘Anja heeft me de foto’s van het ongeluk in Delsbo laten zien,’ zuchtte Carlos.
‘Het was geen ongeluk,’ zei Joona koppig.
‘Waarom denk je dat die zaken met elkaar te maken hebben?’
‘Beide slachtoffers hielden hun handen voor hun gezicht toen ze...’
‘Ik weet dat Miranda dat deed,’ onderbrak Carlos hem. ‘Maar ik zit verdorie met de foto’s van Delsbo voor me. Het slachtoffer ligt op een laken en haar handen zijn...’
‘Het lichaam werd van positie veranderd voordat de politie ter plaatse was,’ zei Joona.
‘Hoe weet je dat?’
‘Dat weet ik gewoon,’ antwoordde hij.
‘Is het je gebruikelijke koppigheid of heeft die waarzegster je dat verteld?’
‘Ze is een ooggetuige,’ antwoordde Joona met een donkere zweem Fins accent.
Carlos lachte vermoeid en zei toen ernstig: ‘Alles is toch al verjaard, we hebben een officier van justitie die het vooronderzoek tegen Vicky Bennet leidt en jij bent onderwerp van een intern onderzoek.’
Toen Joona weg 84 op was gedraaid en richting Sundsvall reed, nam hij contact op met de politie van Västernorrland en verzocht om een surveillancewagen en technisch rechercheurs naar het huis van Daniel Grim. Via de politieradio hoorde hij dat de wagens van de Jämtlandse politie over tien minuten bij het huis van Elin Frank dachten te zijn.
171
De eerste surveillancewagen stopt voor het huis van Elin Frank op de helling van de Tegefjäl. Een agent loopt naar de suv en zet de motor uit terwijl de andere agent zijn wapen trekt en de voordeur van het huis nadert. Nog een politiewagen draait het terrein op, gevolgd door een ambulance.
Het licht van de volgende ambulance is ook al zichtbaar op de steile grindweg.
Het grote huis ziet er opmerkelijk dicht uit. Voor de ramen hangt dichte, matmetalen luxaflex.
Het is angstaanjagend stil.
Met getrokken wapen gaan twee agenten door de voordeur naar binnen. Een derde blijft wachten terwijl de vierde zich naar de achterkant van het huis begeeft. Behoedzaam loopt hij een brede trap van wit beton op.
Het huis lijkt niet bewoond; alles zit potdicht.
De agent loopt het terras op, langs een tuinameublement, en ziet dan het bloed, de glasscherven en de twee mensen.
Hij blijft staan.
Een meisje met een bleek gezicht, gebarsten lippen en warrig haar kijkt naar hem. Haar blik is bijna zwart. Ze zit op haar knieën naast een levenloze vrouw. Rond hen beiden heeft zich een poel van bloed gevormd. Het meisje houdt de hand van de vrouw met twee handen vast. Haar lippen bewegen, maar de agent verstaat pas wat ze zegt als hij dichterbij komt.
‘Ze is nog warm,’ fluistert Vicky. ‘Ze is nog warm...’
De agent laat zijn wapen zakken, pakt zijn portofoon en roept het ambulancepersoneel op.
De wolken zijn grijs en koud als het ambulancepersoneel twee brancards naar de gewonden toe rijden. Ze constateren onmiddellijk een schedelbasisfractuur bij de liggende vrouw en tillen haar voorzichtig op de brancard, al laat het meisje haar niet los.
Vicky houdt de hand van de vrouw stevig vast terwijl er dikke tranen over haar wangen biggelen.
Het meisje is zelf ook ernstig gewond, ze bloedt heftig uit haar knieën en benen van het zitten op de glasscherven. Haar hals is gezwollen en blauwzwart en haar nekwervels zijn waarschijnlijk beschadigd, maar ze wil niet op een brancard gaan liggen en het is duidelijk dat ze niet van Elins zijde zal wijken.
Ze hebben haast om weg te komen en besluiten snel dat het meisje naast Elin Frank mag zitten om haar hand vast te houden terwijl ze naar Östersund rijden, vanwaar de gewonden met een traumahelikopter naar het Karolinska-ziekenhuis in Stockholm zullen worden overgebracht.
172
Joona rijdt net over een roestige spoorwegovergang als de coördinator van de operatie in Duved eindelijk zijn telefoon opneemt. Zijn stem klinkt opgewonden en hij praat tegelijkertijd tegen iemand anders die met hem in de commandobus zit.
‘Het is even een beetje hectisch... maar we zijn ter plaatse,’ zegt hij en hij hoest.
‘Ik moet weten of...’
‘Nee, verdomme... het moet vóór Trångsviken en Strömsund,’ schreeuwt de coördinator tegen iemand.
‘Leven ze?’
‘Sorry, ik moet wegafzettingen regelen.’
‘Ik wacht,’ zegt Joona en hij haalt een vrachtwagen in.
Hij hoort de coördinator de telefoon neerleggen, met de operationeel chef praten, de plekken bevestigd krijgen, terugkeren naar de alarmcentrale en via hen surveillancewagens dirigeren om blokkades op te zetten.
‘Ik ben er weer,’ zegt hij dan in de telefoon.