Hij slaat een rechte laan naar de Delsbo-kerk in. Tussen de bomen door ziet hij een uitgestrekte akker. Een eenzame maaidorser beweegt zich langzaam voort. De maaibalk strijkt als een zeis vlak boven de grond. Het dampt van kaf en stof. Vogels stijgen en dalen in de wervelende lucht.
Als hij bijna bij de kerk is, ziet hij een auto die tegen een boom is gebotst. De motorkap is gedeukt, de grille ligt in het gras en een ruit is eruit geslagen.
De motor draait nog, het voorportier staat wijd open en de achterlichten schijnen op het gras van de berm.
Joona mindert vaart maar als hij ziet dat de auto leeg is, geeft hij weer gas. Flora is zeker verder gerend, denkt hij, en hij rijdt helemaal tot aan de kerk.
Joona stapt uit en haast zich over het geharkte grindpad. De geteerde klokkenstoel staat op een heuvel een eindje bij de kerk vandaan.
De lucht is donker en het lijkt elk moment te kunnen gaan regenen.
Onder de zwarte uienkoepel hangt de enorme, matgetinte klok. Achter de klokkentoren is het snelstromende water, schuimend en zwart, van de rivier zichtbaar.
De deur van het gebouwtje staat op een kier.
Joona loopt het laatste stukje en als hij vlak bij de klokkentoren is, ruikt hij duidelijk de geur van teer.
De brede benedenverdieping is bekleed met donkere, schubachtige panelen. Binnen leidt een steile houten trap naar de klok.
‘Flora?’ roept Joona.
160
Flora komt tevoorschijn en blijft in de donkere deuropening boven aan de trap staan. Haar gezicht staat verdrietig en haar grote vermoeide ogen glanzen.
‘Er is niemand hier,’ zegt ze en ze bijt op haar lip.
‘Weet je het zeker?’
Ze begint te huilen en haar stem breekt.
‘Sorry, maar ik dacht... ik wist zeker...’
Ze klautert naar beneden en fluistert ‘sorry’ zonder hem aan te kijken, ze houdt een hand voor haar mond en loopt langzaam terug naar de auto.
‘Hoe heb je dit gevonden?’ vraagt Joona terwijl hij achter haar aan loopt. ‘Waarom dacht je dat de getuige hier zou zijn?’
‘De trouwfoto van mijn pleegouders... de toren staat op de achtergrond.’
‘Maar wat heeft dat met Miranda te maken?’
‘Het spook zei...’
Flora zwijgt en blijft staan.
‘Wat is er?’ vraagt Joona.
Hij moet er weer aan denken dat Flora Miranda had getekend met haar handen voor haar gezicht en het donkere bloed naast haar hoofd. Het bloed was echter niet getekend zoals een bedrieger dat zou doen, maar door iemand die echt iets had gezien maar zich de omstandigheden niet meer precies herinnerde.
Voor Carlén Antikviteter had Flora over het spook gepraat als een herinnering. Ze probeerde te vertellen wat ze zich herinnerde dat het spook had gezegd.
Smalle lichtstrepen komen tussen grote formaties regenzwangere wolken tevoorschijn.
‘Als een herinnering,’ herhaalt hij en hij kijkt naar Flora’s bleke gezicht.
Gele herfstbladeren dwarrelen door de lucht naar beneden en plotseling begrijpt Joona hoe het in elkaar moet steken. Alsof de gordijnen worden opengetrokken en licht wordt binnengelaten in een grote kamer. Hij weet dat hij de sleutel heeft gevonden om het hele raadsel op te lossen.
‘Jij bent het,’ fluistert hij en hij huivert bij zijn eigen woorden.
Nu begrijpt hij dat Flora de getuige is die in de klokkentoren zou zijn.
Zij is de getuige, maar het is niet Miranda die ze vermoord heeft zien worden.
Het gaat om een ander meisje.
Iemand die op exact dezelfde manier is gedood.
Een ander meisje, maar dezelfde moordenaar.
Het inzicht komt hem volstrekt vanzelfsprekend voor en wordt gevolgd door een steek migraine. Een eindeloze seconde lang is het alsof er een pistoolschot dwars door zijn hoofd gaat. Hij tast naar steun en hoort Flora’s ongeruste stem door het donker voordat de pijn weer wegtrekt.
‘Jij hebt alles gezien,’ zegt hij.
‘Je bloedt,’ zegt ze.
Er loopt wat bloed uit zijn neus, hij zoekt in zijn zakken en vindt een servetje.
‘Flora,’ zegt hij. ‘Jij bent de getuige die in de toren zou zijn...’
‘Maar ik heb niks gezien.’
Hij drukt het servetje tegen zijn neus.
‘Je bent het alleen vergeten.’
‘Maar ik was daar niet, dat weet je, ik ben nooit op de Birgittagården geweest.’
‘Je hebt iets anders gezien...’
‘Nee,’ fluistert Flora en ze schudt haar hoofd.
‘Hoe oud is het spook?’ vraagt Joona.
‘In mijn dromen is Miranda is een jaar of vijftien... maar als ze echt bij me komt, als ze echt in de kamer staat, is ze klein.’
‘Hoe oud?’
‘Vijf jaar.’
‘Hoe oud ben jij nu, Flora?’
Ze wordt bang als ze in zijn bijzondere grijze ogen kijkt.
‘Veertig,’ antwoordt ze zacht.
Joona vermoedt dat Flora een moord heeft beschreven waar ze als kind getuige van is geweest, maar dat ze al die tijd dacht dat ze vertelde over de moorden op de Birgittagården.