157
Joona zit in zijn kamer met het volledige dossier van de inbewaringstelling voor zich.
Het materiaal zal waarschijnlijk voldoende zijn voor een veroordeling.
De telefoon gaat en als Joona niet op de display had gekeken had hij waarschijnlijk niet opgenomen.
‘Ik weet dat je denkt dat ik een leugenaar bent,’ zegt Flora buiten adem. ‘Alsjeblieft, hang niet op. Je moet naar me luisteren, echt, ik doe alles wat je wilt als je maar luistert...’
‘Rustig maar en vertel wat er is.’
‘Er is een getuige van de moorden,’ zegt ze. ‘Een echte getuige, geen spook. Ik bedoel een echte getuige die zich schuilhoudt...’
Joona hoort dat haar stem iel is van hysterie en hij probeert haar te kalmeren.
‘Dat is mooi,’ zegt hij rustig. ‘Maar het vooronderzoek...’
‘Je moet ernaartoe,’ onderbreekt ze hem.
Hij weet niet waarom hij naar deze vrouw luistert. Misschien omdat ze zo vertwijfeld klinkt.
‘Waar bevindt die getuige zich precies?’ vraagt hij.
‘Er is een klokkentoren, een zwarte klokkenstoel bij de Delsbo-kerk.’
‘Wie heeft verteld dat...’
‘Alsjeblieft, ze is daar, ze is bang en heeft zich daar verstopt.’
‘Flora, je moet de officier van justitie de zaak laten...’
‘Niemand luistert naar mij.’
Joona hoort een stem op de achtergrond roepen dat ze van zijn telefoon af moet blijven, gevolgd door gekraak.
‘Het kletspraatje is afgelopen,’ zegt een man en hij verbreekt de verbinding.
Joona zucht en legt zijn telefoon op tafel. Hij begrijpt maar niet waarom Flora blijft liegen.
Na het besluit om Vicky niet in bewaring te stellen heeft het vooronderzoek geen prioriteit meer en het enige wat resteert is het werk van de officier van justitie om de bewijsvoering voor de rechtszaak rond te krijgen.
Ik heb gefaald in deze zaak, denkt Joona en hij voelt een vreemde verlatenheid.
Hij was al voorbij voordat ik toegang kreeg tot alle rapporten en uitspraken van deskundigen.
Joona weet dat hij het vooronderzoek nooit heeft geleid, dat hij nooit echt bij het onderzoek betrokken werd.
Een overdosis antidepressiva kan de oorzaak zijn van Vicky’s gewelddadigheid en plotselinge slaap.
Maar de gedachte aan de steen kan hij maar niet van zich afzetten.
De Naald noemt in zijn sectierapport dat het moordwapen een steen is, maar niemand heeft geprobeerd dat spoor te volgen, omdat het niet klopt.
Joona herinnert zich dat hij vertrokken is op het moment dat de Naald en Frippe in Sundsvall zouden beginnen met de inwendige lijkschouwing.
Hij besluit het rapport nog niet weg te leggen. Een prikkelende koppigheid doet hem de uitslagen van het gerechtelijk lab in Linköping doorbladeren en dan begint hij het forensisch sectierapport te lezen.
Hij staat stil bij de uitwendige schouwing van het lichaam van Elisabet Grim en leest de zinnen over de verwondingen aan haar handen voordat hij verdergaat.
Het licht dwaalt langzaam over Joona’s prikbord met een mededeling over het gestarte interne onderzoek en de laatste ansichtkaart van Disa: een foto van een chimpansee met lippenstift en een hartvormige bril.
Terwijl Joona leest, glijdt de schaduw van de plant in het raam langzaam richting boekenkast.
Miranda’s buikholte bevatte niets ongewoons en de bladen waren glanzend en glad. Hetzelfde gold voor het borstvlies. De bladen waren glanzend en glad. Het hartzakje idem.
84. Het hart is normaal van vorm en weegt 198 gram. De buitenkant is glanzend en glad. De kleppen en openingen zijn normaal. In de wanden van de kransslagaders zijn geen afzettingen zichtbaar. De hartspier is grijsrood en vertoont geen afwijkingen.
Joona houdt een vinger in het forensisch rapport en bladert in de resultaten van het gerechtelijk lab en leest dat Miranda’s bloed tot bloedgroep a behoorde, sporen bevatte van venlafaxine dat in veel antidepressiva voorkomt, maar verder normaal was.
Joona keert terug naar het sectierapport en leest dat het weefsel van de schildklier grijsrood van kleur was en een normaal colloïdengehalte had en dat de bijnieren normaal van grootte waren en de schors geel.
104. De afvoerende urinewegen vertonen geen afwijkingen.
105. In de urineblaas is circa 100 ml lichtgele, heldere urine aanwezig. Het slijmvlies is bleek.
Joona bladert verder in de uitslagen van het gerechtelijk lab op zoek naar de urine-uitslagen. Er zaten sporen van de slaapmiddelsubstantie nitrazepam in Miranda’s urine en het hcg-gehalte was abnormaal hoog.
Joona staat abrupt op, pakt de telefoon van tafel en belt de Naald.
‘Ik zit de resultaten van het gerechtelijk lab te bekijken en zie dat Miranda een abnormaal hoog hcg-gehalte in haar urine had,’ zegt hij.
‘Ja, dat is logisch,’ antwoordt de Naald. ‘De cyste op de eierstokken was zo...’