De man voelt een rilling langs zijn hele ruggengraat lopen.
128
Joona ziet hoe de korte man zijn pistool op hem probeert te richten. Hij volgt de beweging van de man, doet een stap naar voren en duwt het wapen weg, bijna recht omhoog. Hij grijpt zijn pols, slaat het wapen tegen een varken uit zijn hand en ramt het mes met volle kracht door de handpalm van de man heen. Het lemmet zinkt diep tussen de ribben van het varken en de man schreeuwt het uit.
Joona laat het mes los en stapt weg.
De korte man ademt heftig, tast met de levenloze vingers van de prothese over het handvat van het mes, maar geeft het op. Hij zit vast en begrijpt dat hij doodstil moet blijven staan om de pijn draaglijk te houden. Zijn hand is hoog boven zijn hoofd vastgezet. Bloed stroomt langs zijn pols zijn overhemd in.
Zonder hem een blik waardig te keuren pakt Joona het pistool van de vloer en verlaat de koelruimte.
De lucht in de grote machinehal voelt opeens warm aan als hij langs de wand rent, in de richting van de deur waar Tobias met Dante door verdween. Snel controleert hij het pistool, ziet dat er ten minste één patroon in de loop zit, plus waarschijnlijk meer in het magazijn, doet de groene metalen deur open en belandt in een grote opslagruimte met goederen op pallets en geparkeerde vorkheftrucks.
Door de vuile ruiten vlak onder het plafond valt licht binnen.
Hij hoort een reutelend, kreunend geluid.
Joona luistert waar het vandaan komt en rent naar een grote vuilcontainer. Blauw licht speelt door een raam over de vloer. Hij heft zijn pistool en loopt om de container heen. De dikke man met het leren vest zit op zijn knieën met zijn rug naar Joona. Hij steunt zwaar terwijl hij Vicky’s hoofd tegen de grond bonkt. Even verderop zit Dante in elkaar gedoken. Hij huilt hoog en eenzaam.
Voor de dikke man overeind kan komen is Joona bij hem. Met één hand pakt hij de man bij zijn strot, sleurt hem omhoog, weg bij Vicky, duwt hem, breekt zijn sleutelbeen met een klap van het pistool, smijt hem achterover, laat hem los en trapt tegen zijn borst zodat hij dwars door de glazen deur vliegt.
De dikke man valt in een cascade van glasscherven achterover op straat en blijft liggen in het blauwe schijnsel.
Drie geüniformeerde politiemannen komen met getrokken wapen aanrennen, ze richten op de liggende man die met zijn hand over zijn borst tast en probeert overeind te gaan zitten.
‘Joona Linna?’ vraagt een van de agenten.
Ze staren de lange commissaris aan die in het raamwerk van de verbrijzelde glazen deur staat terwijl er nog steeds splinters van de bovenkant vallen.
‘Ik ben maar een waarnemer,’ zegt Joona.
Hij gooit zijn Glock op de grond en gaat op zijn knieën naast Vicky zitten. Ze ligt op haar rug en ademt zwaar. Haar arm ligt in een wonderlijke hoek. Dante is opgehouden met huilen en kijkt verbijsterd naar Joona die Vicky troostend over haar wang streelt en fluistert dat het nu voorbij is. Er loopt een gelijkmatige stroom bloed uit haar neus. Joona zit op zijn hurken en houdt haar hoofd volkomen stil. Ze doet haar ogen niet open en reageert niet op zijn woorden hoewel haar voeten schokken.
129
De man die achterover door een glazen deur sloeg, bleef even op zijn rug liggen, ging daarna rechtop zitten en probeerde weg te kruipen, maar werd overmand door twee agenten, die hem op zijn buik draaiden en in de handboeien sloegen.
Het eerste ambulancepersoneel ter plaatse stabiliseerde Vicky’s hoofd met een nekkraag, waarna ze haar op een brancard tilden.
Joona informeerde de operatieve leiding over de situatie terwijl twee groepjes agenten zich van verschillende kanten het gebouw in begaven.
In de koelruimte stond een stille, bleke man wiens rechterhand met een mes vastzat aan een hangend varken. De agent die hem vond waarschuwde het ambulancepersoneel en kreeg daarna toestemming om het mes er met behulp van een collega uit te trekken. Het lemmet ging knarsend langs de ribben van het dier en schoot daarna met een zuchtend geluid los. De man liet zijn hand zakken, duwde hem met zijn kunsthand tegen zijn buik, wankelde en ging op de grond zitten.
De man die door het zelfgemaakte automatische wapen in zijn borst was getroffen, was dood. De jonge man die het wapen had vastgehouden en de trekker had overgehaald toen Joona zijn voet eraf schoot, leefde nog. Hij had voorkomen dat hij was doodgebloed door zijn riem vlak onder zijn knie om zijn kuit te binden. Toen de agenten met getrokken pistool op hem af kwamen, had hij slechts met slappe hand naar zijn afgeschoten voet gewezen die in een plas bloed onder de slachtbank lag.
De laatste die werd gevonden was Tobias Lundhagen die zich met zijn aan flarden gesneden gezicht had verstopt tussen het afval in het duister van het magazijn. Hij bloedde hevig, maar zijn verwondingen waren niet levensbedreigend, alleen misvormend. Hij probeerde verder tussen het afval te kruipen, en toen de agenten hem aan zijn benen tevoorschijn trokken, beefde hij van angst.