‘Het is niet erg,’ zegt ze. ‘Het doet geen pijn. Heb je weleens een bloedneus gehad?’
Hij knikt en likt over zijn lippen.
‘Dante, ik kan je niet dragen, je moet het laatste stukje lopen,’ zegt Vicky en ze voelt dat een uitgeput huilen wil doordringen in haar stem.
‘Ik slaap steeds maar,’ zegt hij gapend.
‘Je gaat zo naar huis, het is voorbij...’
‘Waarom?’
‘Je gaat weer naar je moeder,’ zegt ze en ze glimlacht met heel haar vermoeide gezicht. ‘Als je maar een stukje loopt.’
Hij knikt, haalt zijn hand over zijn hoofd en gaat rechtop zitten.
Verderop in het grote magazijn valt er iets rammelend op de grond. Het klinkt als een aantal stalen buizen die rollen en dan blijven liggen.
‘Probeer nu maar op te staan,’ fluistert Vicky.
Ze staan allebei op en lopen in de richting van de glazen deur. Elke stap is ondraaglijk en Vicky beseft dat ze het niet zal halen. Plotseling ziet ze het zwaailicht van de eerste politiewagen. Er komen meer auto’s en Vicky denkt dat ze gered zijn.
‘Hallo?’ roept een man met een hese stem. ‘Hallo?’
Zijn stem echoot tussen de wanden en het hoge plafond. Vicky voelt zich duizelig en moet blijven staan, maar Dante loopt door.
Ze leunt met haar schouder tegen het koude metaal van de container.
‘Ga door de deur naar buiten,’ zegt ze zacht.
Dante kijkt haar aan en staat op het punt naar haar toe te lopen.
‘Nee, ga naar buiten,’ beveelt ze. ‘Ik kom zo.’
Ze ziet drie geüniformeerde politiemannen de verkeerde kant op rennen, naar een gebouw aan de andere kant van de straat. Dante loopt verder naar de deur. Hij drukt de deurkruk naar beneden en trekt, maar er gebeurt niets.
‘Hallo?’ roept de man dichterbij.
Vicky spuugt bloedig speeksel op de vloer, zet haar tanden op elkaar, probeert rustiger te ademen en loopt weer verder.
‘Zit vast,’ zegt Dante terwijl hij aan de deurkruk trekt.
Haar benen trillen en ze heeft het gevoel alsof ze zo door haar knieën zal zakken, maar ze dwingt zichzelf de laatste stappen te zetten. Haar hand brandt van de pijn als ze de deurkruk pakt en trekt. Er is geen beweging in de deur te krijgen. Ze duwt ertegen, maar hij zit op slot. Ze probeert op het harde glas te bonzen, maar je hoort haast niks. Buiten staan vier politiewagens. Het zwaailicht stroomt over de gevels en weerkaatst in allerlei ramen. Ze zwaait, maar geen van de agenten ziet haar.
Op de betonnen vloer van de opslagruimte achter hen klinken zware voetstappen. Ze komen snel dichterbij. Vicky draait zich om en ziet een dikke man in een leren vest glimlachend op hen af komen.
126
Onder het plafond lopen elektrische rails met dicht op elkaar hangende varkens. De zoete geur van het vlees wordt getemperd door de lage temperatuur in de koelruimte.
Joona verplaatst zich gebukt tussen de kadavers, steeds dieper naar binnen, terwijl hij naar een potentieel wapen zoekt. Vanuit de machinehal klinken gedempte kreten, gevolgd door snelle bonzen. Hij probeert zijn achtervolger te zien door het grove industriële plastic in de deuropening. Tussen de snijbanken ziet hij een wazige gestalte, breed als vier personen, en daarna weer smal.
Hij komt dichterbij, gehaast.
Joona ziet dat hij een pistool in zijn rechterhand houdt.
Joona loopt achteruit en kijkt onder de varkens door. Verderop tegen de muur staat een witte emmer en daarnaast liggen een buis en wat vieze lappen.
Een buis kan hij wel gebruiken.
Voorzichtig probeert hij ernaartoe te komen, maar hij moet halt houden en zich terugtrekken als de korte man het zware plastic met zijn kunsthand opzijduwt.
Joona staat stil en volgt de bewegingen van zijn achtervolger via de smalle weerspiegelingen in de lijsten van verchroomd staal. Hij ziet de man de koelruimte binnen komen en het pistool in zijn gestrekte arm houden terwijl hij rondspiedt.
Geruisloos doet Joona een paar passen naar de muur toe, glipt achter een varken. Hij kan zijn achtervolger niet meer zien, maar hij hoort zijn stappen en ademhaling wel.
Vijftien meter verderop zit een deur die waarschijnlijk naar een laadperron leidt. Joona zou door het gangpad tussen de hangende varkens kunnen rennen, maar op een gegeven moment, vlak voor de buitendeur, zou zijn achtervolger meerdere seconden een vrije vuurlijn hebben.
Dat is waarschijnlijk te lang, denkt Joona.
Er klinken snelle, sloffende voetstappen en daarna een zware bons. Een van de varkens slingert en de glijder van de loophaak ratelt in de plafondrails.
Joona zet de laatste passen naar de muur en zakt naast een koelelement op zijn knieën. De schaduw van de achtervolger verplaatst zich tien meter verderop over de betonnen vloer.
De tijd begint te dringen.
Nog even en de man met de prothese heeft hem gevonden. Joona schuift opzij en ziet dat de buis op de grond van plastic is. Het is een waardeloos wapen. Hij staat op het punt weg te lopen als hij ontdekt dat er wat gereedschap in de oude emmer zit. Drie schroevendraaiers, een nijptang en een mes met een kort, sterk lemmet.