Tobias laat Joona niet los met zijn blik als hij naar Dante toe loopt en hem meesleept aan zijn capuchon, snel en onvoorzichtig over de tegelvloer.
‘Ik kom zo,’ roept Joona hem na.
Het is misschien zes meter naar de jonge man die de pistoolmitrailleur vasthoudt en die Micke wordt genoemd.
Joona verplaatst zich een stukje in zijn richting, één voorzichtige stap maar.
‘Blijf staan!’ schreeuwt de jonge man.
‘Micke,’ zegt Joona vriendelijk. ‘Als je met je handen in je nek op de grond gaat liggen, red je het wel.’
‘Schiet die smeris af,’ roept de man die Roger wordt genoemd.
‘Doe het zelf,’ fluistert Micke.
‘Wat?’ vraagt Roger en hij laat zijn jachtgeweer zakken. ‘Wat zeg je?’
123
De jonge man met de pistoolmitrailleur ademt hijgend. Het rode stipje van het laservizier trilt op Joona’s borst, verdwijnt een halve seconde en komt dan bevend terug.
‘Ik zie dat je bang bent,’ zegt Joona en hij komt dichterbij.
‘Bek houden, ja, bek houden,’ zegt Micke terwijl hij achteruitloopt.
‘Het stipje trilt.’
‘Schieten verdomme,’ brult Roger.
‘Leg het wapen neer,’ herhaalt Joona.
‘Schiet!’
‘Hij durft niet te schieten,’ antwoordt Joona hem.
‘Maar ik wel,’ zegt Roger en hij heft zijn geweer. ‘Ik durf wel te schieten.’
‘Dat geloof ik niet,’ zegt Joona glimlachend.
‘Zal ik het doen? Ik doe het!’ schreeuwt hij en hij komt dichterbij. ‘Wil je dat ik het doe?’
Roger loopt met grote passen op Joona af. Een hamer van Thor bungelt aan een ketting om zijn nek. Hij steekt het afgezaagde jachtgeweer naar voren, legt zijn vinger op de trekker en richt op Joona.
‘Ik schiet je door je harses,’ sist hij.
Joona kijkt omlaag, wacht tot de man vlakbij is voor hij uithaalt met zijn arm, de korte loop beetpakt, het geweer naar zich toe trekt, hem rondzwaait en Roger met de kolf op zijn wang raakt. Er klinkt een smak en zijn hoofd draait opzij. De man struikelt de vuurlijn van de pistoolmitrailleur in. Joona staat achter hem, richt tussen zijn benen door en vuurt het jachtgeweer af. De knal is oorverdovend, het wapen stuit op vanwege de zware lading en de hagel passeert de benen van de man en raakt Mickes onderbeen met ongekende kracht. Het schot van 258 kogeltjes gaat dwars door zijn scheenbeen en kuitspier heen. Zijn voet wordt van zijn been gerukt en rolt onder de lopende band.
Vanuit de gehavende stomp spat bloed over de vloer en Micke vuurt de pistoolmitrailleur af. Zes kogels slaan in in de borstkas en schouders van Roger. Micke zakt gillend in elkaar. De rest van de schoten verdwijnt fluitend in het plafond en weerkaatst tussen buizen en traversen.
Er klinkt een metaalachtig geratel tot het magazijn leeg is, dan is alleen het gebroken geschreeuw van Micke nog te horen.
De korte man met de prothese komt aangerend en ziet nog net hoe Roger op zijn knieën zakt, vooroverhelt zodat zijn paardenstaart langs zijn wang glijdt. Hij steunt met gestrekte armen op zijn handen terwijl er een gelijkmatige stroom bloed van zijn borstkas naar beneden loopt, door het rooster, waarna het verder wordt geleid naar de goot voor varkensbloed.
Joona verdwijnt snel achter een paar machines waarmee varkenslichamen opgeblazen kunnen worden om het snijwerk te vergemakkelijken. Hij hoort de man met de Glock achter zich aankomen, een rammelende kar wegtrappen en gejaagd door zijn nauwe neusgaten ademen.
Joona verplaatst zich achterwaarts, klapt het hagelgeweer open en ziet dat het met maar één patroon was geladen.
De jonge man roept om hulp, hijgt en schreeuwt.
Slechts tien stappen verderop ziet Joona de deuropening van een koelruimte. Achter de vergeelde plastic lamellen ziet hij de contouren van schoongemaakte varkens aan dicht op elkaar hangende haken.
Hij bedenkt dat er verderop in de koelruimte een deur naar de straat met laadperrons moet zijn.
124
In de korte zijde van het bruinrode gebouw zit een zwarte metalen deur die opengehouden wordt door een opgerolde krant.
Een wit plaatijzeren bord vermeldt: larssons vleeswaren.
Vicky loopt erheen, struikelt over het schoenenrekje en doet dan de deur open. Er druppelt bloed van haar gewonde hand op de krant als ze naar binnen gaat.
Ze moet Dante vinden. Dat is haar enige doel.
Zonder te sluipen loopt ze een kleedkamer binnen met houten banken voor rode, gebutste lockers. Er hangt een poster van een glimlachende Zlatan Ibrahimović aan de muur. In de vensterbank staan wat plastic houdertjes voor koffiebekertjes op een brochure van de vakbond voor werknemers in de voedselindustrie.
Er klinkt een kreet door de muren heen. Het is een man die om hulp roept.
Vicky kijkt rond in de kleedkamer, doet een locker open, trekt er wat zanderige plastic tassen uit, doet de volgende open, loopt verder, kijkt in de prullenbak, ziet een lege glazen fles tussen uitgespuugde pruimtabak en snoeppapiertjes liggen.