‘Dat heeft hij niet gedaan,’ zegt Joona.
‘Ik weet het, ik geloofde hem... ik ben zo fokking achterlijk, ik...’
Haar stem breekt en de paniek vonkt in haar donkere ogen.
‘Snap je het niet? Hij is van plan de jongen te verkopen, hij wil hem verkopen.’
‘Wat bedoel...?’
‘Snap je niet wat ik zeg? Je hebt hem laten gaan!’ schreeuwt ze.
‘Wat bedoel je met verkopen?’
‘We moeten opschieten! Tobias, hij is... hij zal Dante verkopen aan mensen die hem doorverkopen, daarna is het onmogelijk hem nog op te sporen.’
Ze haasten zich door de fietsenkelder en rennen de steile trap op. Joona houdt een hand om Vicky’s smalle onderarm als hij zijn telefoon pakt en de regionale meldkamer belt.
‘Stuur een auto naar Wollmar Yxkullsgatan 9 om een verdachte van moord op te pikken,’ zegt hij snel. ‘En ik heb hulp nodig om een persoon op te sporen die verdacht wordt van ontvoering...’
Ze lopen de voordeur door, de trap af, het trottoir op de felle zonneschijn in. Joona wijst in de richting van zijn auto en legt de dienstdoende centralist uit: ‘Hij heet Tobias Lundhagen en... Wacht,’ zegt Joona en hij kijkt Vicky aan. ‘Wat heeft hij voor auto?’
‘Een grote zwarte.’ Ze geeft de hoogte aan met haar hand. ‘Ik herken hem als ik hem zie.’
‘Welk merk?’
‘Geen idee.’
‘Hoe ziet ie eruit? Is het een suv, een bestelwagen, een busje?’
‘Ik weet het niet.’
‘Weet je niet of het...’
‘Godverdomme, sorry!’ gilt Vicky.
Joona hangt op en pakt haar beide schouders vast en kijkt haar in de ogen.
‘Aan wie verkoopt hij Dante?’ vraagt hij.
‘Dat weet ik niet, god, ik weet het niet...’
‘Maar hoe weet je dat hij hem gaat verkopen? Heeft hij dat gezegd? Heb je hem dat horen zeggen?’ vraagt Joona en hij ziet de angst in haar blik.
‘Ik ken hem... ik...’
‘Wat is er?’
Haar stem is iel en slaat over van de spanning als ze antwoordt.
‘Het slachthuisterrein, we gaan naar het slachthuisterrein.’
‘Ga in de auto zitten,’ zegt Joona kortaf.
Ze rennen het laatste stukje. Joona roept tegen haar dat ze op moet schieten, ze gaat met haar armen geboeid achter haar rug zitten, hij draaft om de auto heen, start en geeft gas. Losse steentjes ratelen onder de banden. Vicky valt opzij als Joona scherp de Timmermansgatan in slaat.
Met een lenige beweging trekt Vicky haar geboeide handen onder haar billen en benen door, zodat ze die voor zich krijgt.
‘Gordel om,’ zegt Joona.
Hij voert de snelheid op tot negentig kilometer per uur, remt, slipt een stukje met gierende banden en slaat de Hornsgatan in.
Een vrouw blijft midden op het zebrapad stilstaan terwijl ze naar iets op haar telefoon kijkt.
‘Kutwijf!’ schreeuwt Vicky.
Joona passeert de vrouw aan de verkeerde kant van de vluchtheuvel, rijdt op een bus af maar schiet op tijd terug naar de juiste rijbaan, scheurt langs het Mariatorget en voert de snelheid nog verder op. Bij de kerk rommelt een dakloze in een prullenbak en loopt dan zo de straat op met een gedeukte zak over zijn schouder.
Vicky ademt snel in en kruipt in elkaar. Joona moet scherp uitwijken, over het fietspad. Een tegemoetkomende auto toetert langgerekt. Na de muur rijdt Joona nog harder, hij negeert de verkeerslichten, slaat rechts af en geeft vol gas, de Södertunnel in.
Het schijnsel van de voortsnellende lampen langs de wanden knippert monotoon de auto in. Vicky’s gezicht is stil, verstijfd bijna. Haar lippen zijn gebarsten en opgedroogde modder ligt als een vuil vlies over haar huid.
‘Waarom het slachthuisterrein?’ vraagt Joona.
‘Daar heeft Tobias mij verkocht,’ antwoordt ze.
118
Het slachthuisterrein is ten zuiden van Stockholm aangelegd als gevolg van de wet op vleeskeuring en slachthuizen uit 1897 en is tot op de dag van vandaag de grootste locatie voor vleesverwerking in Noord-Europa.
Er is weinig verkeer in de Södertunnel en Joona rijdt erg hard. Dun krantenpapier zweeft in de lucht rondom de grote ventilatoren.
Naast hem zit Vicky Bennet en vanuit zijn ooghoek ziet hij dat ze op haar nagels bijt.
De politieradio in de auto knettert vreemd als Joona om ondersteuning van politie en een ambulance verzoekt, hij zegt dat de inzet waarschijnlijk nodig is op het slachthuisterrein in Johanneshov, maar vertelt ook dat hij nog geen adres heeft.
‘Ik kom erop terug,’ zegt hij vlak voordat de auto over de resten van een oude band rijdt.
De lange, afbuigende tunnel stort de diepte in terwijl de randen van de betonnen wanden onder de oranje lampen langs flikkeren.
‘Harder, harder,’ zegt ze en ze zet haar handen tegen de klep van het handschoenenvakje, alsof ze zich wil schrap zetten voor het geval ze zouden botsen.