‘Dus de meisjes hebben zelf gebeld?’ vraagt Joona.
‘Ja.’
‘Alleen niet naar de alarmcentrale, maar naar de maatschappelijk werker in Sundsvall,’ zegt Joona.
‘Precies.’
‘Er moet hier toch personeel zijn geweest?’
‘Nee.’
‘Zou dat niet moeten?’
‘Ik neem aan van wel,’ zegt Gunnarsson met vermoeide stem.
‘Welk meisje heeft de maatschappelijk werker gebeld?’ vraagt Joona.
‘Een ouder meiske,’ antwoordt Gunnarsson met een blik in zijn blocnote. ‘Caroline Forsgren heet ze... Maar voor zover ik heb begrepen, heeft niet Caroline het lichaam gevonden, maar... het is ongelooflijk rommelig, meerdere meiskes hebben in die kamer gekeken. Het is verdomde akelig moet ik zeggen. We hebben er eentje naar het ziekenhuis gebracht. Ze was hysterisch en het leek het ambulancepersoneel het beste.’
‘Wie waren als eersten ter plaatse?’ vraagt Joona.
‘Twee collega’s... Rolf Wikner en Sonja Rask,’ antwoordt Gunnarsson. ‘En ik was hier om ongeveer... kwart voor zes en toen heb ik meteen naar de officier van justitie gebeld... en toen deed ze het denk ik haast in haar broek en belde naar Stockholm... en nu hebben we jou op ons dak gekregen.’
Hij glimlacht zonder vriendelijkheid naar Joona.
‘Heb je een verdachte?’ vraagt Joona.
Gunnarsson ademt in en zegt op belerende toon: ‘Mijn lange ervaring zegt me dat het onderzoek zijn loop moet hebben... we moeten hier mensen heen halen, getuigen verhoren, sporen veiligstellen...’
‘Mag ik binnen gaan kijken?’ vraagt Joona met een blik op de deur.
‘Dat zou ik je niet aanraden... binnenkort hebben we foto’s.’
‘Ik wil het meisje zien voor ze verplaatst wordt,’ zegt Joona.
‘Er is sprake van stomp geweld, zeer grof, zeer agressief,’ zegt hij. ‘De dader is groot. Na haar dood is het slachtoffer op haar bed gelegd. Niemand heeft iets gemerkt tot er een meisje naar de wc wilde gaan en midden in het bloed stapte dat onder de deur door kwam.’
‘Was het warm?’
‘Zeg... het is niet zo gemakkelijk om met die meiskes om te gaan,’ legt Gunnarsson uit. ‘Ze zijn bang en steeds ontzettend kwaad, ze protesteren tegen alles wat we zeggen, luisteren niet, schreeuwen tegen ons en... Zojuist moesten ze zo nodig voorbij de afzettingen om dingen uit hun kamer te halen, iPods, lippenbalsem en jassen, en toen we ze naar een bijgebouw wilden overbrengen, zijn er twee het bos in gevlucht.’
‘Gevlucht?’
‘We hebben ze net te pakken gekregen, maar... we moeten ze alleen nog zover krijgen dat ze vrijwillig terugkomen, ze liggen op de grond en eisen dat ze op Rolfs schouders teruggebracht worden.’
14
Joona trekt beschermende kleding aan, loopt de trap naar het hoofdgebouw op en gaat door de deur naar binnen. In de hal gonzen de ventilatoren van de schijnwerpers en de lucht is al warm. Elk hoekje is zichtbaar in het felle licht. Stof beweegt zacht door de lucht.
Joona neemt alles op en loopt langzaam verder over de staptegels op de brede vloerplanken. Een schilderij is op de grond gevallen en het verbrijzelde glas glinstert in het sterke licht. Bloedige laarzensporen lopen verschillende kanten op door de gang naar de buitendeur en terug.
Het gebouw heeft zijn vroegere herenboerstijl behouden. Patroonschilderingen glanzen in bleke kleurenpracht en de bloemmotieven van de rondtrekkende schilders uit Dalarna kronkelen over muren en schouwen.
Verderop in de gang staat een technisch rechercheur met de naam Jimi Sjöberg een zwarte stoel met groen licht te beschijnen, nadat hij er eerst Hungarian Red op heeft aangebracht.
‘Bloed?’ vraagt Joona.
‘Niet op deze,’ mompelt Jimi, terwijl hij verder zoekt met het groene licht.
‘Hebben jullie iets onverwachts gevonden?’
‘Erixon belde vanuit Stockholm om te zeggen dat we helemaal niets, hoe klein ook, mochten aanraken voordat Joona Linna naar de plaats delict had gekeken,’ antwoordt hij glimlachend.
‘Daar ben ik dankbaar voor.’
‘Dus we zijn eigenlijk nog niet echt begonnen,’ gaat Jimi verder. ‘We hebben die rottige tegels neergelegd en alles gefotografeerd en gefilmd en... ik ben zo vrij geweest om monsters te nemen van de bloedsporen in de gang om die naar het lab te sturen.’
‘Prima.’
‘En Siri heeft de afdrukken in de hal veiliggesteld voor ze verprutst werden...’
De andere technisch rechercheur, Siri Karlsson, heeft net de messing deurkruk van de deur van de separeerkamer gehaald. Ze stopt hem voorzichtig in een papieren zak en loopt dan naar Joona en Jimi toe.
‘Hij komt naar de plaats delict kijken,’ meldt Jimi.
‘Het is nogal onaangenaam,’ zegt Siri achter haar mondkapje. Haar ogen staan vermoeid en gejaagd.