Home>>read Gestapo free online

Gestapo(98)

By:Sven Hassel


De kolonel kreeg bezoek van Heydrich in hoogst eigen persoon! Aha, een medewerker van de Duivel! Iedereen begon plannen te maken om Hamburg te verlaten. Een commandant die bevriend was met Heydrich, dat was al te gevaarlijk. Zelfs de kazernekat voelde zich niet meer veilig. Ze verliet haar vaste plaatsje bij de haard en trok zich terug in de kelder van de 21ste compagnie, waar ze zich verborg achter een stapel gasmaskers bij Feldwebel Lüth, die in politieke zin als een analfabeet werd beschouwd.

Op een morgen werd commandant Rotenhausen om drie uur gewekt. Hij had in de stad op een fuifje stevig gedronken en was nog allesbehalve nuchter toen men hem wekte. Maar hij werd het in recordtijd, toen hij begreep wat de onderofficier van de wacht hem vertelde. Hij moest onmiddellijk het commando op zich nemen van een marscompagnie die de volgende dag zou vertrekken.

Maar majoor Rotenhausen had geluk. God hield hem de beschermende hand boven het hoofd. Twee uur voor het vertrek van de compagnie kreeg kolonel Greif bericht dat hij was overgeplaatst. Hij werd commandant van een gevechtsgroep, ingedeeld bij de 19de infanteriedivisie welke deelnam aan de strijd om Stalingrad. Drie kwartier na ontvangst van het telegram stapte de kolonel reeds in een Ju 52. Hij zou Duitsland nooit terugzien. Hij stierf van kou in een sneeuwhoop vlak voor de tractorfabriek "De Rode Ster" in Stalingrad. Toen de Russen hem op de 3de februari 1943 ontdekten, draaide ze hem met hun bajonetten om, in het vermoeden dat hij misschien nog leefde. Maar kolonel Greif was koud en dood.

Majoor Rotenhausen werd bij de marscompagnie onmiddellijk vervangen door een luitenant van een tankeenheid. Gedurende vier dagen en vier nachten fuifden de officieren op het vertrek van kolonel Greif. Diens vervanger was een brigade-generaal, een alleraardigste imbeciel. Als de officieren met hun vrouwen bij de generaal op bezoek kwamen, dan kuste hij de dames de hand, dat wil zeggen dat hij van alles en nog wat kletste terwijl, hij hun hand vasthield en daarboven de zonderlingste geluiden slaakte die deden denken aan het gehinnik van een ziek paard. Hij stelde zich dan voor:

'Brigadegeneraal von der Oost van de infanterie.' Hij produceerde een krakend lachje, snoof luid en trok aan zijn kraag alsof hij op het punt stond te stikken. En dan kakelde hij:

'Geliefde mevrouw, geliefde mejuffrouw, ik weet niet wie u bent. Ik ben de garnizoenscommandant. Weet u waarom ik infanterie-officier ben?'

De dame aan wie hij die vraag stelde, slaagde er nooit in het antwoord op die vraag te raden. Dan lachte de brigadegeneraal tevreden. 'Kijk eens,' zei hij dan, 'ik ben natuurlijk geen artillerie-officier. Ik heb nooit van de artillerie gehouden. Al dat lawaai doet me pijn aan mijn hoofd.'

Soms kwam hij heel opgewekt het casino binnen en riep met zijn fluitende stem: 'Heren, ik ben vandaag bijzonder tevreden. Weet u waarom?'

De aanwezige officieren kenden het antwoord al uit het hoofd, maar deden alsof ze er geen idee van hadden waarom de brigadegeneraal vandaag tevreden zou kunnen zijn.

Verrukt riep hij dan lachend uit: 'Omdat ik niet terneergeslagen ben.'

Als iedereen daarop vriendelijk om deze geestigheid had gelachen, vervolgde hij: 'En gisteren was ik somber gestemd. Omdat ik niet tevreden was.'

Hij was een ideale commandant. Hij tekende elk stuk papier dat men hem voorlegde, zonder ooit de tekst te lezen; het liet hem onverschillig of het ging om de illegale rekwisitie van wat margarine of om een bevel tot executie. Er waren zelfs kwaadaardige lieden die beweerden dat hij niet kon lezen. Iedere keer dat hij iets had ondertekend, wauwelde hij:

'Zo dat is weer klaar, heren. Er wordt hier heel wat werk verzet! Bij ons blijft niets liggen. Wij werken voor de overwinning.'

'Gisteren hebben ze drie infanteriesoldaten geëxecuteerd in Fuhlsbüttel,' merkte een adjudant op onverschillige toon op.

'Iedere oorlog eist slachtoffers,' verklaarde de brigadegeneraal. 'Anders zou het geen oorlog zijn.'

Hij sliep tijdens het Kriegsspiel altijd in en wel bij het allereerste begin. Gewoonlijk werd hij ergens midden in de oefening wakker en trachtte wat bevelen te schreeuwen.

'Dit is belangrijk, heren. Wij moeten de vijandelijke tankeenheden vernietigen, anders komen ze hier in Duitsland en jagen de boel in de soep. Het komt er bij een dergelijk gevecht op aan zó te manoeuvreren dat de vijand geen munitie meer over heeft. Wat is nu een tank zonder granaten? Dat is een trein zonder locomotief.'

De officieren knikten en schoven gewetensvol de stukken in het zand heen en weer.

Maar er werd nooit een methode gevonden om het onmogelijk te maken dat de vijand munitie kreeg. Daarom werd ieder oorlogsspel begonnen met de verklaring:

'De vijand heeft gebrek aan munitie, generaal.'

Dan wreef de oude heer zich in de handen:

'We hebben gewonnen. We behoeven zijn munitiefabrieken nog maar te bombarderen en dan kunnen we vrede sluiten.'