'Om acht uur, beste Paul,' riep "De Verrader" tevreden en opgelucht uit. 'Jij bent mijn vriend, Paul, dat heb ik altijd gezegd. En nu laat ik dat vervloekte pasje verdwijnen. Nooit gezien. Nooit van gehoord. En dan schenk ik me een glaasje in en ga ik de hele rotzooi vergeten.'
'Dat is een prachtidee, Stahlschmidt, maar het gaat helaas niet op. Je kent het reglement. Binnen vierentwintig uur moet je alle bezoekpasjes terugzenden, na ze eerst te hebben afgestempeld. En daar op één ervan een nog al ongebruikelijke handtekening voorkomt, zal men je verwijten dat je in dat geval niet eerst telefonisch inlichtingen hebt ingewonnen. Wij hier zijn bij voorbeeld nergens van op de hoogte gesteld.'
'Ik zal de commandant bellen,' antwoordde "De Verrader". Het zou wel niet moeilijk zijn om die zak voor zijn wagentje te spannen.'
'Ja, probeer dat maar,' zei Rinken. 'Wij hier hebben met die hele zaak niets te maken. In jouw plaats zou ik beslist liever naar de commandant gaan dan naar de mannetjes van "Mooie Paul". Verdomme, Stahlschmidt, ik benijd je niet. Misschien wordt dat feestje van vanavond wel een afscheidsfuif en zit je morgen al in het marsbataljon. Dat kan verdomd vlug gaan. Ik heb het eens op de chronometer opgenomen, het duurde precies twee minuten en veertig seconden.'
'Jij hebt een rare manier om iemand op te vrolijken,' bromde "De Verrader". 'In ieder geval zullen ze me nooit hier opsluiten bij de gevangenen die ik altijd heb bewaakt.'
'Kom, kom, geloof je niet dat het prettig is in het gezelschap van oude vrienden te verkeren?' Rinken verbrak de verbinding.
Een ogenblik staarde "De Verrader" naar de telefoon. Hij voelde zich heel vreemd, licht in het hoofd, wat duizelig. Misschien ben ik wel ziek, dacht hij. Er zitten in oorlogstijd zoveel vreemde ziekten in de lucht. Hij voelde zijn pols. Hij keek onderzoekend naar Stever.
'Ik geloof dat ik maar eens naar de dokter moest gaan, Stever. Ik voel me helemaal niet lekker. Jij kunt gemakkelijk mijn werk doen terwijl ik op de ziekenlijst sta.'
Stever verbleekte.
'Ik vrees dat dat niet mogelijk is, Herr Stabsfeldwebel. De Gier is beter geschikt om u te vervangen. Bovendien heeft hij meer dienstjaren.'
'De Gier is een sufferd,' zei "De Verrader". Daarop nam hij een besluit, greep de hoorn en verzocht verbonden te worden met majoor Rotenhausen, commandant van de gevangenis. Hij ging onwillekeurig rechtop zitten in zijn stoel toen hij de krakende stem van de commandant hoorde.
'Commandant!' riep hij met harde stem, 'Haupt- und Stabsfeldwebel Stahlschmidt meldt dat een Feldwebel Willie Beier en een Unteroffizier Alfred Kalb van het 27ste tankregiment, thans deel uitmakende van een wachtbataljon gestationeerd te Hamburg, zich hier aan de gevangenis hebben gemeld met een vals bezoekpasje. De vervalsing werd pas geconstateerd na het vertrek van de twee mannen.'
Daarop volgde een lange stilte; toen vroeg de commandant kortaf:
'Wie hebben ze bezocht?'
'Reserve-luitenant Bernt Ohlsen,' stamelde "De Verrader".
'Idioot, ik wil weten wiens gevangene is die man?'
"De Verrader" knipperde met zijn ogen en haalde moeizaam adem. Hij voelde al dat de commandant hem door de vingers gleed. Die rotzak, dacht hij, ah, als ik die vent hier nog eens als gevangene krijg! Hij maakte zich heel klein in zijn stoel en fluisterde: 'Gestapo IV/2A, commandant.'
'En wiens handtekening stond op het pasje?'
"De Verrader" snoof luidruchtig. Nu kon niets hem meer redden.
'SD-Standartenführer Paul Bielert,' zei hij zachtjes. En weer keek hij naar een zwijgende telefoon. Hij greep het pasje en hield het tegen het licht. Het was een gewone papiersoort, nogal ordinair. Hij bevoelde het als een textielhandelaar die een stuk zeldzaam fraaie zijde in handen krijgt.
'Stever,' zei hij vertrouwelijk. 'We staan er lelijk op. Wat moeten we beginnen? Die schoft van een Rinken wil er niets meer mee te maken hebben. Die vent is het naar zijn bol geslagen, omdat hij de auditeur-militair elke dag in zijn jas mag helpen. Maar die schoft vergeet dat hij een doodgewone melkboer was voordat hij in het leger kwam. Verdomme, die kerel gaat terug naar zijn melkflessen, dat bezweer ik je. En de commandant? Een vuilak, een smeerpoets, die vent zal me ook nog leren kennen. Stever, gebruik nou je hersens eens. Wat moeten we doen?'
Stever, die er niets voor voelde om in de zaak te worden betrokken, antwoordde voorzichtig!
'Herr Stabsfeldwebel, u zult ongetwijfeld wel een methode vinden om u uit de moeilijkheden te redden.'
"De Verrader" knikte. Hij keek Stever strak in de ogen. Jij denkt zeker dat je handig bent, ouwe jongen, dacht hij, maar vergis je niet in mij. Als ik mijn nek breek over die geschiedenis, dan ga jij er ook aan. Als ik naar het front word gestuurd, dan ga jij mee.
Hij stond abrupt op en wierp zijn stoel ondersteboven, waarna hij peinzend door het vertrek begon te ijsberen. Als terloops pakte hij een lucifer op en verborg die achter de plint zodat alleen de kop er net bovenuit stak. Op die manier had hij in ieder geval een mooie kans om de corveeër op zijn donder te geven. Dat was een cavaleriekapitein die wachtte op de dag waarop hij naar Torgau zou worden gestuurd. Die idioot zou de lucifer nooit vinden. Voor iets dergelijks moest je onderofficier zijn en over intelligentie beschikken.