Home>>read Gestapo free online

Gestapo(86)

By:Sven Hassel


De Légionnaire had zich 'Komm, süsser Tot' neuriënd afgewend.

Stever was naar luitenant Ohlsens cel teruggegaan. Eerst had hij een praatje gemaakt over de regen en over het mooie weer. Daarna was hij op de rand van het bed gaan zitten, wat verboden was, en had plotseling verklaard:

'Die korporaal met dat misvormde gezicht en die slangeogen is het meest weerzinwekkende type dat ik ooit heb ontmoet. Hoe kun jij als officier met zo'n vent bevriend zijn? Ik vond hem iemand om van te rillen. Hij heeft iets van een krankzinnige.'

Luitenant Ohlsen had zijn schouders opgehaald.

'Niemand is met hem bevriend. Zijn enige vriend is de dood.'

'De dood? Dat begrijp ik niet. Is hij een moordenaar?'

'Dat ligt eraan hoe je het bekijkt. Hij is tegelijkertijd beul en rechter. De man met de zeis fluistert hem in wie hij naar het dodenrijk moet zenden, en als hij het bevel heeft gehoord, fluistert hij de herkenningsmelodie van zijn meester.'

'Maakt hij mensen dood?' stamelde Stever, terwijl hij zijn vochtige voorhoofd met de onderkant van zijn mouw afveegde. 'Ik wil die vent nooit meer zien.' Hij week enkele stappen achteruit.

'Ik heb bij de RSHA ook heel wat schoften ontmoet. Griezels, waarvan je kippevel krijgt. Maar zo een heb ik nog nooit ontmoet. Je wordt koud als je hem aankijkt.' Stever liet zich weer op het bed vallen. Plotseling hield hij het niet meer uit en zei:

'Hij heeft toch niets tegen mij, is het wel?'

'Ik weet het niet,' zei luitenant Ohlsen vermoeid. 'Je weet nooit hoe hij over je denkt. Je weet ook nooit wanneer het gebeurt, maar dan is het meestal al te laat. Hij is de enige soldaat van het hele Duitse leger die op gummizolen loopt. Hij heeft vier paar laarzen van dat type. Ik geloof dat het Amerikaanse zijn. Maar als hij iets tegen je heeft, Stever, dan zul je het heus wel ontdekken.'

'Maar ik heb hem voor zover ik weet nooit iets gedaan: ik had hem nog nooit gezien en ik hoop hem nooit meer te ontmoeten.'

Op het laatst huilde hij bijna. Hij schrok van zich zelf en hij drukte zijn hand tegen zijn mond, schudde het hoofd, zette zijn pet af, wreef zich over zijn gezicht en betastte de strepen op zijn mouw.

'Ik ben maar een gewone Obergefreiter die niets te vertellen heeft.'

Hij boog zich vertrouwelijk naar luitenant Ohlsen, die rechtop bij het raam stond zoals de voorschriften dat eisten.

'Ik zal je iets vertellen. Die "Verrader", dat is de grootste schoft hier. Hij is Stabsfeldwebel en hij heeft dus heel wat in te brengen. Als die vent van vanmiddag, die een vriend is van de man met de zeis, zich wil wreken vanwege wat er met jou is gebeurd, zeg die duivel dan alsjeblieft dat hij zich vergist en dat ik je kameraad ben. Hij moet Haupt- und Stabsfeldwebel Stahlschmidt hebben. Marius Alois Joseph Stahlschmidt. Ik voel me niet op mijn gemak nu ik dat ventje heb gezien. Ik ga overplaatsing aanvragen. Ik wil hier niet blijven. Leg hem uit dat ik niet zo'n schoft ben als "De Verrader" en de Gier. Ik zit hier niet uit vrije verkiezing.' Hij haalde zijn zakboekje voor de dag om het aan luitenant Ohlsen als bewijs te laten zien.

'Kijk, ik dien eigenlijk bij het 12de regiment cavalerie dat in Parijs ligt. Die smeerlappen hebben me hierheen overplaatst. Ik was veel liever daar gebleven. Ik heb enkele malen gevraagd of ik niet terug kon gaan, maar "De Verrader" wil me absoluut hier houden. Hij mag mij graag, maar ik hem niet. Zeg aan die knaap met al die littekens dat ik hem met plezier zal helpen als hij "De Verrader" te pakken wil nemen. De Gier kan hij ook krijgen. En als hij een alibi nodig heeft nadat hij hen koud heeft gemaakt, zal ik op de bijbel zweren dat ik met hem uit ben geweest.'

'Geloof je niet in God, Stever?'

'Nee, eigenlijk niet.'

'Heb je wel eens gebeden, Stever?'

'Een enkele maal, als ik heel erg in de puree zat. Ik wil je graag een beetje helpen, luitenant, en je met plezier wat te lezen bezorgen, maar laat "De Verrader" het niet ontdekken. Voor de Gier hoef je niet bang te zijn. Die heeft in mijn cellen niets te maken. En hier zijn sigaretten. Neem ze gerust aan, kerel. We zijn toch kameraden, waar of niet?' Stever schoof een heel pakje sigaretten onder de matras.

'Rook ze dicht bij de ventilator op, luitenant, dan merkt niemand het.' Hij wilde de cel verlaten, maar voor hij de deur afsloot zei hij nog:

'We krijgen vanavond juist ons rantsoen chocolade. Je krijgt het mijne. Ik zal het op het reservoir leggen zodat je het eraf kunt halen als je naar de pot gaat. Maar doe me een plezier en leg die kennis van je uit dat ik je fatsoenlijk behandel. Denk eens aan alles wat ik voor je riskeer. Vanaf het eerste ogenblik heb ik jou al een sympathieke vent gevonden. Herinner je je niet dat ik je een knipoogje heb gegeven toen je hier aankwam? En denk vooral niet dat ik bang ben. Ik ben nergens bang voor. Dat zullen alle lui die me kennen moeten toegeven. Ik heb in Polen het ijzeren kruis I en II gekregen en het ging daar hard toe. Ik was de enige van mijn compie aan wie ze zijn uitgereikt. Vertel dat ook aan je vriend. Ik ben ook een echte frontsoldaat. In Westa Plata heb ik in mijn eentje een hele sectie neergeschoten. Daarvoor heb ik het ijzeren kruis II gekregen. In Warschau heb ik met vlammenwerpers vier bunkers van het luchtafweergeschut veroverd. De Polen waren al verbrand voor ze een kik konden geven. Dat heeft me het ijzeren kruis I opgeleverd. Je ziet dus wel dat ik geen lafbek ben. Ik had kunnen huilen van teleurstelling, omdat ik Stalingrad niet heb meegemaakt. Je vriend lijkt me ook een hele kerel. Gebruikt hij een mes? Een dolk misschien?'