"Obergefreiter Porta, kolonel," heb ik maar geantwoord. "Het betreft een vergissing. Ik dacht dat de kolonel een Russische officier was."
Die schobbejak schoot in de lach en smeekte de goede almachtige God een zondvloed van stof, stront en regen te sturen om deze ezel te bedelven. Toen we terug waren in de kazerne heb ik acht uur moeten strafexerceren, op persoonlijk bevel van de commandant. Dan zou ik die vergissingen wel afleren, vond hij. En toen ben ik zijn lijfwacht geworden.'
'Worden er bij jullie werkelijk officieren geliquideerd?' vroeg de SS-er nerveus.
'Zeker, dat komt voor. De tweede compagnie, bij voorbeeld, dat is een ploegje zeldzaam doorgewinterde smeerlappen, allemaal ervaren kerels, een echte elitetroep. Die lui waren op expeditie achter de IJszee toen wij in Finland waren om die vrindjes van jou daar te leren hoe je oorlog voert. Toen ze elf dagen later terugkwamen, hadden ze geen officieren meer en geen onderofficieren. Drie luitenants, een Stabsfeldwebel, twee Oberfeldwebel en vier Feldwebel – allemaal verdwenen. Een oude korporaal voerde het bevel over de compagnie. Hij had geen neus meer. Die was hij in Warschau kwijtgeraakt. Een meisje had hem er afgesneden met de sabel van zo'n Poolse lansier. En in één keer glad eraf, of ze een stuk worst afsneed. Een rooie kat is ermee weggelopen. Sinds die tijd heeft de tweede compie altijd prettige officieren gehad.'
'Dat moet een mooi stel knapen zijn. Hoe is het eigenlijk bij zo'n strafcompagnie?'
De SS-er bleek bijzonder geïnteresseerd. Hardop denkend zei hij: 'Je moet je altijd van tevoren op de hoogte stellen. Je weet nooit wat de toekomst voor je verborgen houdt.'
Porta grinnikte, kneep geniepig zijn varkensoogjes dicht, snoot nogmaals zijn neus met zijn vingers en trof wederom het SS-vaantje.
'O, dat ligt eraan, dat hangt vooral van de officieren af. Als het van die fanatieke rotzakken zijn die willen dat de jongens zich de pens openscheuren aan de hindernissen op de stormbaan waar alleen de allermagersten op hun buik onderdoor kunnen, dan wordt het een ellende. Met zulke officieren krijg je altijd onderofficieren als wilde beesten. Zo meester, zo knecht moet je maar denken. We hadden eens een kapitein Meyer, die commandeerde altijd graag: "Op de tanks en onder de tanks!" Wel, soms was de grond nogal zacht, nietwaar, en dan werden de lui onder de wegzakkende tanks verpletterd. Dat vond Meyer dan ongelooflijk grappig.'
'Wat hebben jullie met die lolbroek gedaan?'
'Een dynamietsigaar in zijn achterste en toen was het gebeurd met hem,' antwoordde Porta laconiek. 'Er was ook nog een Hauptfeldwebel die we de "Spekbuik" noemden. Die hebben ze terwijl hij sliep een paar handgranaten om z'n nek gehangen, en een bom onder het bed gelegd. De ontstekingspen was met een touwtje aan zijn laarzen verbonden. Je snapt wat er gebeurde. Zodra hij zijn poten bewoog, werd hij de lucht ingeslingerd en wist hij van niets meer. Dat was een harde, die "Spekbuik", laat ik je dat vertellen. Een keer heeft hij Broertje gedwongen twintig keer achtereen een rivier over te steken. Ten slotte begon hij te blaffen, want hij dacht dat hij een zeehond was geworden. En wij stonden er met ons allen maar bête naar te kijken, Op de ene oever zag je Broertjes laarzen in het water verdwijnen. Dan wachtten wij tot het ogenblik waarop de helm aan de andere oever verscheen en Broertje bellen blies alsof hij een opduikende walvis was. De "Spekbuik" was elke keer weer teleurgesteld als de helm opnieuw verscheen.
"Rechtsomkeert!" beval hij dan, "vooruit, sneller!" En dan zag je Broertjes laarzen weer verdwijnen.
Vervolgens heeft hij hem laten marcheren. Hij reed er zelf achteraan op een motorfiets. Vijfentwintig kilometer met volle bepakking bij een temperatuur van 22 graden; en je snapt natuurlijk wel, met de patroontassen en de rugzak propvol vochtig zand.'
'En het gasmasker?' vroeg de SS-er.
'Uiteraard,' hoonde Porta. 'Zie je ons voor padvindsters aan? Broertje sloeg zich er niet kwaad doorheen, maar de volgende nacht vloog de "Spekbuik" de lucht in naar de sterren, aangedreven door een tros handgranaten. Hij ruste in vrede!'
'Bij ons kan het ook heet toegaan,' verklaarde de SS-er terwijl hij over het embleem op zijn pet wreef. 'Je snapt wel dat ik hier bij dit zaakje maar tijdelijk ben.' Hij streek met zijn tongpunt over zijn lippen en vervolgde met kwalijk verholen trots: 'Eigenlijk dien ik bij de SS-cavaleriedivisie "Florian Geyer". Maar ik heb gedonder gehad. Toen ben ik eerst naar de T-divisie gestuurd, Daar ging het ook mis. Ze wilden me niet meer hebben. Ik kreeg ruzie met een Untersturmführer. Een beul uit Dachau, die er tijdelijk dienst deed. Hij heeft gehakt van me gemaakt. Ik heb acht weken in het hospitaal gelegen en daarna hebben ze me een zacht dienstje gegeven bij de Hamburgse SD. Ik werk nu als chauffeur van "Mooie Paul". Niets voor mij, hoor. Ik wil naar mijn kameraden terug. Ik ben hoornblazer van het eerste eskadron geweest. Uit heimwee drink ik me iedere avond een stuk in mijn kraag, maar ik moet oppassen. Als ze me weer snappen, ga ik naar Torgau. Dat vertelt onze Hauptscharführer me iedere morgen. Die vent is ook een echte smeerlap. Hij is commandant geweest van de bunker in Buchenwald. Ze zeggen dat hij gevangenen met zijn handen heeft gewurgd en het is vast waar. Als hij met je praat loert hij altijd naar je hals.'