De Ouwe knikte bevestigend. Hij keek de Légionnaire aan, die zijn hoofd boog en zuchtte.
'Het is jammer.'
'Als jullie eens een keer tijd hebben, soldaten, dan moet je me maar eens komen opzoeken. Dan zal ik een taart voor jullie bakken. Met rozijnen. Daar waren mijn zoons ook zo dol op.'
'U moet er eens een proberen met jenever,' zei de Légionnaire, 'die zijn ook heel lekker.'
Daar nam ze goede nota van en toen sliep ze in. Ze snurkte zachtjes.
Porta stelde voor te gaan kaarten. We stemden in, op voorwaarde dat de kaarten van Barcelona werden gebruikt. Een tijd lang speelden we zwijgend. Toen ging de telefoon. Niemand hoorde het.
Iedereen was in de greep van het spel. Het was zo spannend dat we in de wasbak piesten, omdat niemand de tijd wilde nemen om naar het toilet te gaan. Plotseling hoorden we dat er op de deur werd gebonsd. Er werd ook tegen getrapt.
Barcelona ging opendoen.
Er stonden twee SD-ers, de pistoolmitrailleur voor de borst.
'Heil Hitler, kameraden. Is hier bij jullie een Emilie Dreyer?'
'Dat ben ik.' Ze was ineens klaar wakker.
'Goed,' zei de SD-er. 'Dan gaan we naar Fuhlsbüttel. Neem uw bezittingen mee.'
'Maar ik ga niet naar Fuhlsbüttel,' protesteerde ze. 'Ik ga naar huis.
'Iedereen gaat naar huis,' zei de SD-er die het woord voerde, lachend. 'Maar eerst maken we nog even een tochtje.'
Mevrouw Dreyer begon zich op te winden. Ze werd bang. Ze keek de mannen een voor een aan. We sloegen de ogen neer. Ze greep de hand van de Ouwe.
'God sta u bij,' mompelde hij en snelde weg in de richting van de toiletten.
Toen begon ze het te begrijpen. Zachtjes in zich zelf pratend volgde ze de SD-ers. Een van haar veters was los en haar gebreide kousen zaten scheef.
De zware deur viel dicht.
We hoorden stemmen op de binnenplaats, waar de gevangenwagen stond te wachten. Weer slaan van deuren. Bevelen. Motoren die warm draaiden. De groene wagens reden weg.
In een ervan zat mevrouw Emilie Dreyer, huisvrouw, opgesloten in een kleine cel, die stonk van het angstzweet.
We zwegen. Ieder was bezig met zijn eigen gedachten. We schaamden ons. We schaamden ons voor onze uniform.
Even later stond Broertje op en liep de gang in. We hoorden een deur opengaan. Kreten. Broertje kwam als een haas terug.
'Blank is er tussenuit geknepen,' zei hij. 'Hij hangt aan zijn bretels.'
Grote opwinding. Iedereen wilde het zien. Hij hing aan de tralies. Zijn pet met de doodskop lag op de grond. Zijn gezicht was opgeblazen en blauw.
'Hij ziet er niet mooi uit,' zei Barcelona zachtjes.
'Dirlewanger zal het zonder hem moeten doen,' zei de Légionnaire.
'Het spaart de rechtbank tijd,' zei Heide.
'Om die vent zal geen mens huilen. Dat was een smeerlap.'
'Er zullen er wel zijn voor wie dit een hele opluchting is,' meende Stege. De Ouwe ging achter zijn bureau zitten om een rapport op te stellen.
'Als er maar geen gedonder van komt.'
Ze hadden dezelfde dienstrang. Ondanks hun verschillende uniformen waren ze allebei even grote boeven. Helden van de zwarte markt die alles en alles verkochten – van vrouwen af tot lege patroonhulzen toe. Ze waren soldaat in hart en nieren, maar dat zouden ze nooit bekennen, ook niet tegenover zich zelf.
De SS-chauffeur woog de eigengemaakte sigaret op zijn hand en snoof er eens aan.
'Ik geloof dat jij een gemene leugenaar bent,' bromde hij. 'Ik voel niets. Maak eens zo'n stinkstok open, zodat ik de pil kan zien.'
'Als ik je zeg dat er in ieder saffie een opiumpilletje zit, dan is het zo,' verklaarde Porta. Hij spuwde op het SS-vlaggetje dat op het linkerspatbord van de grijze Mercedes was aangebracht.
De SS-er beantwoordde deze beleefdheid door een fluim te richten op het gedenkteken voor de gesneuvelde infanteriesoldaten van het 76ste regiment.
'Ik heb nog wat autobanden,' stelde de SS'er voor, 'maar maak me geen verwijten als je je vingers eraan brandt.'
'Jij zult je billen branden,' voorspelde Porta, 'als ze jou op een goeie dag betrappen. En dan kom je bij ons.'
Zonder overgang vervolgde hij:
'Ik ben ook nog eens chauffeur geweest zoals jij, maar mijn baas was kolonel. Hij heeft me weggeschopt.'
'Waarom?' vroeg de SS'er.
'Ik had ons vaandel gewassen en ik vrat zijn maaltijden op. Hij heeft vier uur lang staan tieren, toen ik hem het vaandel liet zien, gewassen en gestreken en al. Hij jammerde dat de smurrie die ik eraf had gewassen het heilige stof van Austerlitz was.'
'Ik weet een adresje voor je, waar spiernaakte grieten in de ring komen en elkaar aftuigen.'
Porta spitste zijn oren en kreeg twee vuurrode plekjes op zijn wangen. Hij snoot zijn neus.
'Helemaal naakt?'
'Nee, een paar lapjes. Schoenen, kousen en een jarretellegordel. Allemaal zwart en met strookjes.'
'Kun je naar bed met die grieten?'
'Waarachtig wel, met een dozijn als je dat wilt.'
Ze gingen op de treeplank zitten. De transactie kwam snel tot stand.