'Snap je nu waarom ik ze door jou wil laten invullen?'
De Ouwe knikte.
'Ik zal het doen, donder nu maar op.'
Het oude vrouwtje drukte hen allebei de hand.
'Nog welbedankt, soldaten. Als jullie in Friedrichsberg zijn, moeten jullie eens bij me aankomen. Ik heb altijd nog wel zuurtjes en geïllustreerde tijdschriften. Zo gezellig. Alle jongelui houden daar van.'
'Heel graag,' zeiden ze gegeneerd. 'We zullen eens aankomen.'
Op de trap draaide een van de SD-ers zich om. Het doodshoofdembleem op zijn pet glansde sinister.
'Tot ziens, mevrouw Dreyer.'
Ze wuifde hem na. De deur viel met een smak dicht.
De Légionnaire draaide de sleutel driemaal om en schoof de grendel voor de deur. Aan de andere kant heerste de Gestapo. Hier het leger. Twee werelden, die elkaar vreemd waren.
Het oudje zocht in haar tas en haalde er een zak zuurtjes uit. Ze liep door het lokaal om ons allemaal te presenteren. Algauw sabbelde de hele wacht.
Broertje mocht zelfs tweemaal een zuurtje nemen.
'U hoeft nergens bang voor te zijn, mevrouw Dreyer,' zei hij. We waren stomverbaasd dat hij zo beleefd kon zijn. 'Alles wordt geregeld. Wij zorgen wel voor die kerels van de Gestapo. Ik heb er al eens een neergeknald...' Hij slaakte een kreet van pijn en wreef over zijn enkel.
Heide glimlachte beleefd.
'Is het nu uit?'
Broertje zweeg mokkend. Toen bromde hijs 'Wat kan het voor kwaad haar te vertellen dat we in Pinsk die twee grieten hebben geholpen om aan de SD te ontsnappen?'
'Bek houden!' brulde Barcelona.
Mevrouw Dreyer probeerde tussenbeide te komen.
'Laat hem toch praten. Hij is nog een echte jongen. Die lobbes zou geen vlieg kwaad kunnen doen.'
'Maar hij is een verschrikkelijke leugenaar,' zei Porta lachend. 'Hij heeft geen idee van de waarheid. Als het maandag de 19de is, zegt hij nog: het is dinsdag de 20ste.'
'En hij zou zijn ziel voor vijf stuivers verkopen,' verklaarde Steiner.
Broertje wilde protesteren. Hij had al een stoel beetgepakt. Maar de Légionnaire hield zijn arm vast en fluisterde hem iets in, waardoor hij onmiddellijk kalmeerde.
Wij begonnen te dobbelen.
Madame Dreyer was op een stoel die tegen de muur stond in slaap gevallen. Van ons gelach werd ze wakker.
'Ik zou nu wel naar huis willen gaan,' zei ze. 'Geloven jullie dat die auto algauw komt?'
'Gewonnen!' riep Porta, naar de dobbelstenen kijkend.
'Meneer Bielert heeft me beloofd dat ik binnenkort naar huis kon gaan.'
Wij weigerden naar haar te luisteren. Dit was maar een oud mensje dat er niets van had begrepen. Ze was terechtgekomen tussen de raderen van een meedogenloze dictatuur.
Heide nam de stenen weer op, schudde energiek en wierp ze met een snelle beweging op tafel. Zes enen. Hij slaakte een vreugdekreet, schoof ze weer bij elkaar, en schudde in een doodse stilte opnieuw.
'Herr Feldwebel, wilt u niet eens opbellen om te vragen of die auto er al is? Ik ben doodop en ik heb zo'n slaap.'
Heide gooide weer. Zes azen. Niemand zei een woord. De spanning nam toe. Porta raapte de stenen op en bekeek ze aandachtig.
Heide raadde Porta's gedachten en glimlachte.
'Het spijt me erg, Obergefreiter Joseph Porta, er is niet mee geknoeid. Maar om zo iets te gooien heb je een intelligente speler nodig en die zit hier toevallig, een zekere Heide. Nu ga ik drie azen gooien en je kunt betalen of dubbelen.'
'Dat bestaat niet!' riep Barcelona Blom, die nu ook keek.
Heide lachte. Hij schudde heftig met de leren beker. Zijn armen boven zijn hoofd geheven liet hij de stenen ronddraaien, toen zette hij de beker met een dreunende slag op tafel. Zeker twee minuten bleef hij zitten zonder zijn hand op te heffen, toen stak hij doodgemoedereerd eerst een sigaret op. Porta merkte niet eens dat het een van zijn eigen sigaretten was.
'Mijn voeten zijn opgezet. Ik kan mijn schoenen haast niet meer aanhouden,' klaagde mevrouw Dreyer. 'Ik ben al van vanmorgen af buitenshuis.'
Heide wees op de leren beker die nog altijd midden op tafel stond.
'Verdomme, kerel, laat zien,' kreunde Steiner, 'laat zien!'
'Waarom?' vroeg Heide opgewekt. 'Ik weet toch al wat daar ligt: zes azen. Geef dat geld maar hier, ik heb weer gewonnen.'
'Opschepper,' bromde Porta.
'Goed, je zult je zin hebben,' besloot Heide. 'Als daar geen zes azen liggen, betaal jij me tienmaal zoveel.'
Porta kromp ineen. Hij was nu bezeten door de hartstocht voor het spel. Zijn kleine varkensoogjes rolden heen en weer van opwinding. Hij streek met zijn hand door zijn rode haar.
'Jezus, Julius, houd je ons voor de gek? Je weet toch helemaal niet of daar zes azen liggen. Het bestaat niet.'
'Herr Feldwebel, het is al twee uur in de nacht. Over drie uur rijden de trams weer; als die auto er dan nog niet is ga ik met de 'tram.'
'Tienmaal de inzet? Dat durf ik niet aan.'
'Laat nu toch kijken,' smeekte Barcelona Blom. 'Doe die beker weg, Julius.'
Heel voorzichtig ging Heides hand naar de leren beker. Hij voelde dat hij ging winnen, maar toch parelden de zweetdruppels op zijn voorhoofd.