'Je hebt het stom aangepakt, kereltje,' zei Broertje. 'Wie slacht nou het gansje met de gouden eieren? Kijk eens, als er tien pijpen opium op mijn weg worden gevoerd, dan neem ik er altijd maar acht.'
'Zo doe je dat,' stemde Barcelona in.
'Maar jullie nemen me nu toch alles af,' zei Krug.
'O, met jou is het wat anders,' zei Porta triomfantelijk. 'Want al haal jij nu nog adem, je bent in feite al dood. Er staat een rode streep op je papieren. Geen mens kent je meer. Niemand wil je meer kennen. De partizanen van Oompje Stalin zitten al op je te wachten in de bossen van Minsk. Je weet toch wat ze doen met de mannen van Dirlewanger die ze levend in handen krijgen?'
De pupillen van Krug draaiden weg, je zag alleen nog het wit.
'Nou, wat doen ze dan?'
Broertje lachte satanisch.
'Porta, vertel jij het hem maar.'
Porta bevochtigde zijn lippen en spuwde toen op de keurige, glimmende planken. Krug volgde dat gebaar met zijn ogen.
'Stel je daar belang in?' vroeg Porta glimlachend. 'Ik zal je dat eerst laten schoonmaken. Je vriendjes in Fagen hebben me dat grapje geleerd.'
'Ik ben nooit in Fagen geweest,' riep Krug protesterend uit.
'Barst toch, kerel, je weet net zo goed als ik, dat dat maar zuiver toeval is. Als je die kerels eindelijk eens rekenschap kunt vragen, dan hebben ze allemaal niets gedaan.'
'Je kan mij niets verwijten,' herhaalde Krug, 'want ik ben nooit in Fagen geweest.'
'Ze hebben je zeker gedwongen om bij de SD te gaan, niet?'
'Nou ja, dat misschien nou niet,' gaf Krug toe. 'Maar wij zijn niet zo erg als die kerels van het SS-Infanterieregiment Deutschland die Fagen bewaken.'
Voor het eerst keek de Ouwe op. Hij keek Krug strak aan. Het leek alsof hij iets zou gaan zeggen, maar hij zag ervan af en keek weer in de registers.
'Natuurlijk is het hier beter,' antwoordde Porta. 'Die kerels van het regiment moesten bewijzen dat ze helden waren. Helden met de broek vol. Hier hebben de anderen de broek vol. Dat begrijp ik.'
'Verdomme, Porta, vertel die kerel nou maar wat ze in de bossen uitvoeren met gevangen Duitsers. Dat wil ik je wel zeggen, Krug, vergeleken bij die vaklui van Stalin in Minsk zijn jullie Hitlerjochies nog maar kinderen. Herinner je je nog die vent, Porta, die we in een mierenhoop hebben gevonden?'
'Dat is al een oud verhaal,' viel Krug hem in de rede, 'dat heeft iedereen al gehoord.'
'Zo,' zei Porta. 'En ken je ook het geval van de vent die ze tussen bomen vastbonden en die door de vogeltjes voorzichtig de ogen werden uitgepikt? Daarna komen dan de roofvogels, maar tegen die tijd ben je wel dood.'
'Ik heb er één ontmoet die levend uit de handen van die kerels was gekomen,' zei Broertje. 'Dat was de kleine verraadster Natasja uit Mogilef. Maar niemand had meer wat aan haar. Het was een knap ding voordat ze de partizanen in handen viel, een moordmeid, maar toen ze haar terugvonden was ze onherkenbaar.'
Barcelona lachte sarcastisch.
'Door haar schuld zijn er heel wat opgehangen. Iemand van onze groep heeft de partizanen verteld waar ze haar konden vinden.'
'Wat hebben ze met haar gedaan?' vroeg Krug.
'Ze hebben twee grote hakenkruisen uit haar billen gesneden,' legde Broertje uit. 'Een paar minuten nadat ze haar van de boom losbonden, heeft ze zich onder een Tigertank geworpen. Ze was helemaal leeggelopen.'
'Verduiveld,' riep de Légionnaire uit, 'die verrekte partizanen zijn nog erger dan de Rifkabylen!'
'En herinneren jullie je nog SS-Hauptsturmführer Ginge van de wachtcompagnie in Minsk?' riep Porta enthousiast uit.
'O, die vent, die ze hebben geroosterd als een varken?' vroeg Barcelona.
'Juist,' zei Porta, 'en die vent was niet eens bij Dirlewanger. Een doodgewone Waffen-SS-Offizier. Krug, zal ik je een goede raad geven?'
Krug knikte bevestigend. Hij was heel bleek geworden.
'Verdomme, Krug, je zit er tot aan je nek in. Als je in Fuhlsbüttel ook maar één vrij minuutje krijgt, sla dan een touw om je nek en spring. Als ze je eenmaal voor de krijgsraad hebben, is het te laat. Ze slaan je in de ijzers en leveren je zo af bij Dirlewanger. Denk maar niet dat je in een gewoon strafregiment komt, dat is niet geschikt voor lui van jouw soort. Nee, het touw dat is voor jou nog de prettigste oplossing. Dirlewanger zendt zijn mannen naar de allerberoerdste plaatsen. Elk gevecht komt daar neer op totale uitroeiing. Niemand wil iets met die kerels te maken hebben.'
SD-Oberscharführer Krug, de staalharde, begon te huilen. Hij had nooit gedacht dat het zo met hem zou aflopen. Het was hem vaak voorspeld, maar hij had altijd geweigerd het te geloven. Nu twijfelde hij niet meer. Maar wat moest hij beginnen? Hij voelde niets voor die twee vergulde granaten op zijn zwarte kraag. Hij hoorde dat Broertje hem heel uit de verte een goedenacht wenste.
De zware celdeur sloeg lawaaiig dicht. Nu was hij helemaal afgesloten van de wereld waarin hij lot nu toe had geleefd. Hij wierp zich op de grond. Want er stond niets in deze geheel kale cel. In een echte gevangenis zou hij tenminste een brits hebben gehad en een vuile deken. Maar hier was niets. Het was allemaal ongelooflijk schoon. Op hun eigen manier waren ze hard in het leger. Bij de politie kon je je nog beklagen, maar in het 'leger niet. Daar moest je alles maar goedvinden. Hier was je een koelie tussen koelies. In hun hart waren alle mensen van de SS en de SD bang voor het leger. De opleiding bij SD en SS was hard, glashard, maar bij de SS werd je als mens behandeld, je was een lid van de elite. Hier was je een koelie. Hij keek naar zijn pet. De grote doodskop grijnsde hem macaber aan. Wat was hij altijd trots geweest op die pet, op die doodskop! Die gaf je rust, zelfvertrouwen. Herhaaldelijk had hij gezien dat de mensen zich er door lieten hypnotiseren. Hij zou graag over zijn gegaan naar de SS-Totenkopf-divisie, maar daar hadden ze hem niet willen accepteren. Hij was te lang. Daar wilden ze alleen kleintjes, niet boven de 1 meter 70. Kleine, bikkelharde kerels. En hij dacht aan de U-schar Brinkendorf die korte tijd bij hen in de sectie LV/2a had gezeten en die hen op een avond zijn zwarte boekje had laten zien. Hij had persoonlijk 189 man aan hun eindje geholpen toen hij in Gross Rosen was gestationeerd. Dat was een cynicus, die Brinkendorf. Na drie maanden had Mooie Paul hem al weggestuurd. Hij was zijn boekje te buiten gegaan met een privé-razzia in het Teehaus. Hij was instructeur geworden bij Dirlewanger. Daarna had niemand ooit meer iets van hem gehoord. Misschien zou hij hem nu weer ontmoeten. Hij zou die kerel niet graag als chef hebben. Brinkendorf liet het in feite koud of hij op vriend of vijand schoot; als er maar iemand viel neer te knallen.