Home>>read Gestapo free online

Gestapo(42)

By:Sven Hassel


De woensdag daarop werd ik uitgenodigd op bezoek te komen bij de familie van mijn verloofde. Ze woonde in een oude villa aan de Bismarckstraat. Ik heb mijn voeten afgeveegd op een mat die betere dagen had gekend. Een dienstmeisje had de deur opengedaan. Ze liet me alleen in de hal terwijl ze me ging aandienen.

"Hebt u een visitekaartje?" had ze nog gevraagd voor ze ervandoor ging.

"Dat heb ik niet nodig, iedereen kent me in Paderborn," heb ik gezegd.

Ik heb terwijl ik wachtte mijn laarzen opgewreven met een fluwelen kussen dat op een divan lag. Fluweel is prima om je laarzen te poetsen en 'je kunt een gentleman altijd herkennen aan zijn glimmende schoenen. Ik heb bovendien nog gauw even mijn haar gekamd.'

'Hadden die lui dan een divan in de gang staan?' vroeg Broertje verbaasd.

'Bij dat soort mensen, Broertje, heet zo iets een hal en geen gang, ook al is hij zo klein als een postzegel. Dat soort dingen moet je absoluut weten als je wilt omgaan met de deftigheid.'

'Die kan verrekken,' zei Broertje grof. 'Maar je hebt dus je poten afgeveegd aan een fluwelen kussen dat op een divan lag die in de hal stond. Goed en toen? Heeft ze haar broek uitgetrokken of niet?'

'Kalm aan, kalm aan,' vermaande Porta. 'Ik zorg altijd dat ik niets vergeet. Zoals commissaris Rauen van de Alexanderplatz altijd tegen zijn onder-smerissen zei: "Vergeet niets, ieder detail is belangrijk. Een verkeerd geplaatste komma kan de verkeerde indruk geven van een dossier dat duizenden pagina's omvat." En hij had gelijk.

Terwijl ik in de hal stond te wachten, bekeek ik de schilderijen en de tekeningen waarmee het er volhing. Ze stelden allemaal lijken van helden en andere oorlogsmisdadigers voor uit het veelbewogen verleden van ons vaderland.

Het meisje verscheen weer en liet me binnengaan.

Er was ter ere van mij een heel gezelschap bijeengekomen.

"Grüss Gott," zeg ik. Jammer genoeg ontsnapte me net op dat moment een boertje. Maar ik bleef meester van de situatie en zei dat het van de zuurkool kwam.

"Joseph Porta, Gefreiter bij Gods genade," zei ik.

Daarna wendde ik me tot de vader. In de stijl van een boek dat ik eens had gelezen vroeg ik hem om de hand van zijn dochter. Ik zei onder andere:

"Schoonvader, geef ons uw zegen, zodat wij in eer en deugd hetzelfde bed kunnen delen."

Het gezelschap viel bijna in katzwijm. Ik zei dus bij mezelf: Er moet iets bijzonders gebeuren om die lui wat op te vrolijken. Daarom boog ik beleefd voor de moeder, een dikke tante met een lorgnon aan een lint dat op haar titten hing.

"Maar mevrouwtje," zei ik, "wat ziet u sip te kijken. U doet me denken aan de zeven smarten van Maria. U moet niet zo verdrietig zijn. Ga naar de kerk en smeek God uw hart te doen overstromen van liefde voor het Derde Rijk."

Schoonvader begon opstandig te worden. Ik wil niet zeggen dat hij kreten slaakte. Het was meer een geborrel, alsof hij van verdriet en woede en ergernis in een moeras was weggezakt. Toen volgde een deprimerende stilte.

Het was alsof een inwendige stem me toeriep: "Doe iets, anders riskeer je dat hier collectief harakiri wordt gepleegd." Ik stelde een pokertje voor. Nu werden de moeder en de drie tantes wakker; ze vormden een eenheidsfront. Ze begonnen te kakelen als een stel kippen dat op een erf door een halflamme ganzerik wordt verkracht.

"U hebt ons diep beledigd!" riep een van die oude wijven.

"Mevrouw, u bent er volkomen naast. Het zou u heel moeilijk vallen te bewijzen wat u daar zegt. Trouwens, het leveren van het bewijs in beledigingszaken is altijd moeilijk. Ik zal u een voorbeeld noemen. Op een avond bevond ik me in het bordeel "De Vergulde Borst" en kreeg een meningsverschil met de eigenares, mevrouw von Tagenhelm zu Barnfleth, die blauw bloed in haar aderen had, want ze stamde van de Egerbjergs af. Het ging om de vraag hoe vaak haar beste hoer het achter elkaar kon doen. Zeventien keer, beweerde ze brutaalweg.

"Geen sprake van," antwoordde ik. "Het lijkt er niet op."

"Zeventien."

"Het lijkt er niet op!" riep ik, vrij heftig.

Op hetzelfde moment krijg ik een stomp in mijn nek van een zekere meneer Busch uit Bremen, die reiziger in damesmodeartikelen was.

"Ik laat me niet voor "lijkekop" uitschelden!" brulde hij. "We zijn hier in een publiek huis en ik laat me niet beledigen."

En hij begon me de huid vol te schelden. Die meneer Busch uit Bremen had een totaal verkeerde indruk gekregen en meende dat zijn uiterlijk me niet aanstond.

Zo ziet u maar weer, mevrouw, hoe misverstanden kunnen ontstaan en die avond in "De Vergulde Borst" was het daarmee nog niet afgelopen. Van het een kwam het ander, het was alsof ik een lont in een kruitvat had gegooid. Ik zag me genoodzaakt die vent eruit te gooien. Daarbij kwam hij zo ongelukkig terecht, dat hij tegen de trapleuning smakte en werd gekreukeld als een auto die tegen een muur aanrijdt. Ik weet niet of u de situatie bij "De Vergulde Borst" kent? Je hebt daar zo'n stenen trap met een balustrade van smeedwerk. De openingen tussen de spijlen zijn zo groot dat de kop van een volwassen varken er precies in past. Meneer Busch kreeg dus zijn varkenskop tussen twee van die spijlen met het resultaat dat ik al heb geschilderd en hij brak zijn nek. De smerissen kwamen hem met een ziekenwagen halen en commissaris Joseph Schneider verklaarde: