'Wat stond daar dan op?' vroeg Steiner.
'Verdomme, wat een mooie kaart,' vertelde Porta. 'Een vlieger en een verpleegster, die samen op een bank zitten. De held scharrelde met zijn hand tussen haar dijen en de zuster keek hem met hemelse blikken aan. Ik heb er enkele welgekozen woorden op gekrabbeld: "Schone en hoogvereerde freule".
'Was ze dan van adel?' vroeg Heide verbaasd.
'Welnee,' zei Porta lachend. 'Maar het is altijd goed de indruk te wekken dat je dat denkt. En verder had ik geschreven: vergeef me dat ik de vrijheid heb genomen u een woordje te schrijven uit deze rotkazerne. Dat woord "rot" vond ik toen toch weer minder geschikt en ik heb er "Pruisische" van gemaakt. Ten slotte heb ik haar beleefd om een onderhoud gevraagd, bij voorkeur op een divan onder een schemerlamp met zachtrode kap.'
'En heb je haar genaaid?' vroeg Broertje met een wellustige blik in zijn ogen.
'Houd je grofheden voor je. In zo'n milieu praat je niet over dat soort dingen. Nadat er enkele brieven waren gewisseld, zoals ze op het ministerie van Justitie zeggen voor ze een gratieverzoek afwijzen, wilde ze me wel eens zien. Ze heeft zelfs een boodschapper op me afgestuurd, een onderofficier die zo uit de klei was getrokken. Hij was zo brutaal, toen hij me de boodschap had gebracht, twee mark van me te eisen voor een biertje met een Slibowitz.
"Mijn twee vuisten op je smoel kun je krijgen!" riep ik en ik draaide me om.
Maar hij bleef staan schelden. Juist op dat moment kwam er een oude kameraad van me aan, Feldwebel Skoday, die juist dienst had als UvD. Ik heb hem beleefd verzocht die knaap te leren hoe hij een Gefreiter van mijn stand moest ontzien. Feldwebel Skoday was verreweg de grootste smeerlap van de hele Wehrmacht. Dat wist iedereen. Je kon het met één oogopslag zien, alleen al aan de manier waarop hij zich op maandagmorgen voor de troep posteerde, zijn handen op zijn heupen, zijn pet schuin op zijn hoofd. Over zijn ene oog, je weet wel. Dan keek hij de jongens een voor een strak aan. Daarna groette hij beleefd:
"Morgen, stel zakken." De compagnie antwoordde in koor:
"Morgen, Herr Feldwebel." Hij liep van de ene soldaat naar de andere:
"Leef jij vanavond nog?'
"Dat zal van u afhangen, Herr Feldwebel," antwoordden de rekruten dan. Als hij: "Geeft acht, schouder geweer!" had gecommandeerd, hield hij eerst altijd een vriendelijk toespraakje:
"Lummels, verbeeld je niet dat jullie hier zijn om je te amuseren. Ik ben bereid jullie vanavond in de kantine net zoveel bier te laten drinken als jullie maar willen, maar op één voorwaarde: Als we van de veldoefening terugkomen, mag er niet één uitvaller zijn. Geen lijken. Geen zieken." Hij wist best dat dit onmogelijk was.
'Voor een onderofficier als Skoday was het gemakkelijk genoeg om een van zijn koelies een enkel te laten breken, en dat wisten de rekruten ook. Het lukte altijd. Na een uur waren de eersten al uitgevallen. Ze kwamen dan in de handen van Gerner en Richardt. Zolang iemand niet in coma lag, was hij volgens Skoday altijd nog in staat om dienst te doen. Over het algemeen had hij aan een kwartier ruimschoots genoeg om het zover te krijgen. Maar met mij was het een enigszins ander geval.'
'Waarom?' vroeg Broertje verbaasd.
Een knipoogje van Porta.
'De enige manier om je te verdedigen tegen kerels als Skoday, is wroeten in hun verleden. Toen we op een dag samen een potje bier dronken, heb ik hem duidelijk gemaakt dat zijn vroegere leven voor mij een open boek was. Natuurlijk begon hij te schreeuwen dat er geen woord waar was van wat ik beweerde en dat ik geen bewijzen had.
"Zoveel te beter," antwoordde ik, "dan trek jij je er maar niets van aan. Bij de volgende veldoefening probeer jij mij er maar eens in te luizen. Dan zullen we eens zien wie de troeven in handen heeft. Afgesproken? Geef me maar een seintje als jij wilt dat het hard tegen hard gaat."
Eén ding is zeker, jongens, ik heb nooit last met Skoday gehad.
Maar om terug te komen op de vent die me het briefje had gebracht, ik ben op een steen gaan zitten om toe te kijken hoe Skoday die knaap afbeulde. Toen hij eindelijk in de kazerne aankwam, dachten ze dat hij straalbezopen was, zo zag hij eruit. Ze hebben hem wegens dronkenschap in de bak gegooid. Maar hieruit zie je weer dat kleine oorzaken onverwachte gevolgen kunnen hebben. Diezelfde knaap is overgeplaatst naar een bataljon in Heuberg en daar is hij bij een oefening door een mortiergranaat om het leven gekomen en dat allemaal alleen omdat hij mijn liefje had aangeboden als postillon d'amour op te treden en mij daarvoor twee mark wilde afzetten. Als hij zich met zijn eigen zaken had bemoeid, zou hij bij het 929ste bataljon in Sennelager zijn gebleven. Dan was hij naar Rusland gezonden en daar zou hij wel onder de kogels van de partizanen zijn gesneuveld en een postume decoratie hebben gekregen. Een steenhouwer zou zijn naam met die van de andere helden op de gedenksteen bij de poort van Sennelager hebben gebeiteld en ieder jaar zouden de overlevenden van het bataljon bloemen op zijn graf hebben gelegd en ontroerende woorden over de dappere verdedigers van het vaderland hebben gesproken voor ze naar het bordeel gingen. Het is allemaal anders gelopen. Zijn dood heeft aanleiding gevormd voor een onderzoek en zijn compagniescommandant heeft op zijn donder gekregen, omdat hij bij de oefening niet voldoende voorzorgsmaatregelen had getroffen. Ze hebben er bij het bataljon heel wat last mee gekregen. Alleen al de brieven die over en weer gingen tussen de compagnie, het bataljon, het regiment en de divisie. De vrouw van die vent was nog bijna in een concentratiekamp terechtgekomen. Ze eiste schadevergoeding, omdat ze haar man op die manier kwijtgeraakt was. Dat had ze niet moeten doen. In de eerste plaats kwam ze net terwijl de Hauptfeldwebel zat te lunchen. Hij schrok zo dat hem een rolmops in zijn keel schoot. Ze moesten hem op zijn schrijfbureau leggen en op zijn rug kloppen. De rolmops schoot eruit en viel precies bovenop een belangrijk stuk dat ze met veel moeite hadden opgesteld. De Hauptfeldwebel was razend.