Home>>read Gestapo free online

Gestapo(39)

By:Sven Hassel


Unteroffizier Gerner probeerde ons flinke kerels te maken door ons soldatenliederen te laten zingen. Dan moesten we neerknielen en met een stoel tussen onze uitgestrekte armen zo hard mogelijk brullen:

Wie vrijheid liefheeft bovenal.

Die gaat bij de huzaren,

Holla-hi, holla-ho.

Bij de huzaren is het zo!



Gerner zat hierbij op een tafel de maat te slaan met een stok en bedreigde ons met levenslange tuchthuisstraf.

Hij had ook een heel bijzondere manier ontdekt om stof te verwijderen, die Gerner. Dan beval hij een soldaat bovenop een kast te klimmen en daar op zijn buik rond te kruipen. Als er daarna nog stof op lag, moesten de anderen hem aan handen en voeten heen en weer trekken tot de zaak schoon was. Volgens diezelfde radicale methode werd de vloer geveegd. De helft van de manschappen gingen op hun buik liggen. De andere helft trok hen aan hun voeten voort. Gerner stond bovenop een tafel en brulde:

"Bezemcommando! Voorwaarts, mars!"

Dan liepen we in ganzepas naar de overkant van de kamer en daar draaiden we op bevel van Gerner om: "Rechtsomkeert, mars. Wie nog een stofje ziet, likt het op."

Herinner je je Schnitius nog?' zei Porta lachend. 'De vent die zijn eigen voeten heeft geamputeerd? Die had op een dag vergeten een asbak schoon te maken. Hij merkte het één seconde voor Gerner kwam inspecteren. Bliksemsnel stopte hij de asbak onder een peluw, maar Gerner moet helderziende geweest zijn. Het was zijn gewoonte om altijd vlak bij degene die kamerwacht had te gaan staan. Schnitius werd daar doodzenuwachtig van. Hij kon dan geen woord zeggen, zodat Gerner hem de woorden uit de mond moest trekken. En ditmaal had hij zijn rapport nauwelijks geëindigd met de woorden "Kamer schoongemaakt en gelucht" of Gerner slaakte al een van zijn befaamde kreten en begon de peluwen van de bedden te trekken.

Hij ontdekte de asbak en snauwde tegen Schnitius, die groen van angst was:

"Heb jij die smeerlapperij daar verstopt?"

"Ja, Herr Unteroffizier," stamelde Schnitius.

"Vreet op," beval Gerner.

Schnitius vrat de rommel op en likte de asbak af tot hij glom. Even later werd hij misselijk en moest braken. Hij was net bij de toiletten toen het al mis ging. Gerner zat op de pot en hoorde het.

"Wat is dat nu weer?" brulde hij.

Schnitius richtte zich op en riep in de richting van de deur:

"Panzerschütze Schnitius meldt dat hij heeft gebraakt, Herr Unteroffizier."

"Oplikken," beval Gerner droog.

Schnitius was er nog mee bezig toen onze compagniescommandant er een eind aan maakte.'

'Wie was dat?' vroeg Heide.

'Luitenant Henning.'

'Een beste vent,' merkte Barcelona Blom op. 'Die heb ik als pelotonscommandant gehad. Hij moest niets hebben van dit soort pesterijen. Hoe is het met Gerner afgelopen?'

'O man, o man,' zuchtte Porta. 'Wat een toestand. Henning liet Schnitius op zijn bureau komen en Schnitius, die zak, heeft alles verteld, zodat Gerner enorm op zijn donder kreeg. Eerst van Henning, toen van de Hauptfeldwebel Edel. Edel had alle onderofficieren erbij gehaald en wij hoorden hem brullen:

"Het kan me niet verdommen of jullie die koelies stuk voor stuk op hun bek slaan, maar ik wil geen klachten horen. Ik heb geen tijd om me ermee te bemoeien. Gerner, jij hebt de hele compie voor schut gezet. Je krijgt tien dagen arrest. Ik heb zelf een woordje gesproken met je cipier, Stabsfeldwebel Kraus, en hij heeft me beloofd dat hij je zal aftuigen tot je aambeien in je keel zitten."

Maar voor hij een eind maakte aan het onderhoud liet hij Schnitius komen en liep om hem heen terwijl hij de verzamelde onderofficieren toeriep:

"Bekijk dat stuk ongeluk goed. Hij heeft de hele nacht met de compagniescommandant gekletst en hem alle mogelijke leugens verteld. Mannen, het is onze taak hem waarheidsliefde bij te brengen. Hij heeft een slechte opvoeding gehad. Wij moeten hem op het juiste spoor brengen."

Nu zat Schnitius nog veel erger in de puree,' vervolgde Porta. 'Hij had tegen Henning moeten zeggen dat hij voor de grap zijn eigen braaksel opvrat. Dan zou het daarbij gebleven zijn. Nu waren alle sergeants en korporaals tegen ons. Ik ben er zelf vrij goed afgekomen. Ik had ervoor gezorgd dat ik in de nor zat tot ze waren uitgewoed.'

'Je zou ons over een huwelijksaanzoek vertellen,' interrumpeerde de Ouwe.

'Verdomme, dat is waar ook. Goed. Ik was verkikkerd geworden op een van de meisjes die in het hospitaal altijd achter die majoor aanliepen en toen ik ontslagen was, heb ik haar een kaart gestuurd. Eerst had ik er een in de kantine gekocht. Je weet wel, zo'n echte soldatenkaart met een Feldwebel van het 96ste, die een Poolse dragonder wurgde. "Wraak" stond er met grote letters op. Meer niet. Maar toen ik hem had afgestuurd, bedacht ik dat het lieve kind misschien een totaal verkeerde indruk van mijn bedoelingen zou krijgen en daarom heb ik haar er nog een gezonden, eentje die duidelijk genoeg was.'