Toen waren ze arm in arm, luid zingend
Soldaten sind keine Akrobaten
naar het hospitaal gelopen, waar Broertje was opgenomen.
Nu stond Broertje op en riep Bezemsteel toe:
'Als je me een paar biertjes geeft, zal ik Steiner voor je in elkaar trappen en zijn smoel met mijn laarzen bewerken.'
De kleine Légionnaire kwam snel tussenbeide.
'Nee, nee, kameraad. Het is al genoeg. Je wilt hem toch niet vermoorden?'
'Ik zou er niet tegen zijn,' verklaarde Broertje. 'Jammer dat het hier zo lastig is om je van een lijk te ontdoen. Je hebt hier bij Hamburg alleen de grote plomp.'
'Voor je met een lijk onder je arm naar de haven was gewandeld, zou de Kripo je al lang in de kuif hebben gepikt,' merkte Blom op.
'Het is toch een schandaal dat wij vanavond dienst hebben. Ik zou veel liever eens naar de "Kater" gaan om die griet met de groene jurk te zien,' bekende Heide plotseling. 'Ik heb haar verleden zaterdag vijf tienen aangeboden om met me mee te gaan, maar ze verdomde het.'
'Is die zo duur?' riep Barcelona uit. 'Hoeveel moest ze hebben?'
'Het dubbele en dan nog maar voor één keer.'
'Bernhard de Zuiplap beweert dat hij de Groene de hele nacht en nog een stuk van de volgende dag heeft gehad voor vijf tienen.'
'Ja, dat verhaal ken ik,' riep Steiner, die zich bloedend als een varken oprichtte. 'Ze zouden het 67 keer hebben gedaan. Bernhard de Zuiplap was erna zo slap als een vaatdoek.'
'Ik was erbij toen hij die dag de "Drie Hazen" kwam binnenstrompelen,' vertelde Barcelona Blom. 'Hij dronk achter elkaar vier borrels, en heeft toen twee hoeren buiten de deur gezet die tegen het buffet leunden. Er werd geprotesteerd, maar de Zuiplap zei dat hij zeker drie maanden geen meid meer kon zien. Hij liep alsof de Groene hem een bad in azijn had gegeven.'
'Het is fantastisch wat er in een tijd als deze voor geld te koop is,' merkte Porta op. 'Dat doet me denken aan die keer toen ik nog eens als prostituée heb gewerkt.' In gedachten verzonken brak hij een meeuweëi in zijn glas Slibowitz en roerde energiek met zijn bajonet.
'Smaakt dat lekker?' vroeg Julius Heide.
'Geweldig,' antwoordde Porta en likte zijn bajonet af.
'Vertel ons dat verhaal nog eens van het meisje dat je ten huwelijk had gevraagd,' zei de Ouwe, aan zijn pijp trekkend. Hij keek op zijn horloge.
'We hebben nog alle tijd voor de inspectie.' Hij ging wat gemakkelijker zitten en legde zijn benen op de tafel.
De anderen volgden zijn voorbeeld en grinnikten nu al om het verhaal dat Porta zou doen. Een of ander bizar mengsel van leugens en waarheid.
'Het was vlak voor we ons oorlogje begonnen,' vertelde Porta. 'Ik diende toen bij het 11de tankregiment in Paderborn, een stinkvervelend puriteins stadje. Als de mensen daar eens een pretje wilde hebben, gingen ze op zondagmorgen naar de kathedraal. Maar voor die oorlog voelde ik eigenlijk niet veel. Ik mocht dat rustige garnizoensleven wel. In mijn verbeelding zag ik me al op weg naar de granaten, de kogels, de seksuele onthouding, de honger, de dorst en de bittere overwinningen. Dat is jouw genre niet, Joseph Porta, zei ik bij mezelf en ik werd onmiddellijk ernstig ziek.'
De Ouwe lachte zacht.
'Dat vergeet ik nooit. Je hebt op minstens dertig verschillende manieren geprobeerd om een of andere ziekte op te lopen en het ging maar niet. Je knapte er telkens alleen van op.'
'Ja, ik werd zo gehard dat ze me later zelfs met een granaat niet kapot konden krijgen,' verklaarde Porta. Hij veegde de restjes meeuweëi met zijn vingers van het glas en zoog ze af.
'Maar het is me toch gelukt in het garnizoenshospitaal te komen.'
'Ja, dat gebouwtje achter de kathedraal!' brulde Broertje. 'Daar heb ik ook nog gelegen met mijn opgezette grote teen. Ik had twee kilometer gelopen met maar één laars aan. Toen kwam ik Feldwebel Meyer tegen. De duivel zal hem halen. Hij heeft me viermaal de muur bij die grote bakkerij laten beklimmen en zo snel dat ik de pijn in mijn voet bijna vergat.'
'Maar waarom was dat dan?' vroeg Stege.
'Ik kon hem niet zo gauw uitleggen wat ik had. Hij begon al van de andere kant van de straat te brullen, waar hij stond te vrijen met Gerda, de dochter van de bakker. Jullie weten wel, de meid die zogenaamd verloofd was met Gefreiter Brandt, maar hem met iedereen bedroog. Op dat kreng wilde Meyer indruk maken.
"Creutzfeldt!" brulde hij. "Heb jij een nieuw kledingsvoorschrift voor het leger bedacht, dat je met een laars in de hand loopt? En je groet ook niet meer? Weet je soms niet dat je je poot al omhoog moet brengen als je ook maar het geringste vermoeden hebt dat er een Feldwebel binnen de honderd meter afstand is gekomen?"
"Feldwebel," zeg ik tegen hem, "ik kan niet groeten, want ik heb een stok in mijn ene hand en een laars in de andere." Toen werd Meyer pas goed kwaad.
"Schoft!" brulde hij, "gooi die stok en die laars van je af. En groet zoals je dat is geleerd..."