Iemand stelde voor hen te begraven. We hadden het allemaal gehoord, maar niemand reageerde. Waarom zouden we hen begraven? Wij waren moe en zij waren dood. Ze voelden toch niets meer. En de roofvogels moesten ook eten. Een aanval als deze vroeg offers. Degenen die over een handgemeen schrijven, zouden het eens moeten meemaken.
Luitenant Ohlsen had het chalet verlaten. Hij was zijn kepi kwijt. Over zijn gezicht liep een lange schram.
'Ze zijn geliquideerd,' zei hij, terwijl hij zich op de grond wierp.
Porta bood hem een sigaret aan.
'En de commandant, luitenant?'
'Geslacht als een varken. Ze hebben hem bij zijn haar gegrepen en hem van oor tot oor de keel afgesneden.'
'Ik dank u, Heer!' sprak Porta zalvend. 'Waarlijk, ge zijt rechtvaardig.'
Luitenant Ohlsen wendde zich tot Heide.
'Neem een paar man mee en verzamel de zakboekjes van de gevallenen.'
'Ook die van de Russen?' vroeg Heide.
'Natuurlijk. Stel niet zulke onnozele vragen.'
Een poosje later trokken wij weg, maar niet voor we een paar flessen benzine en een paar handgranaten in het chalet hadden gesmeten dat een ogenblik later al in lichterlaaie stond.
Mortiergranaten ploften tussen ons neer.
'Voorwaarts, looppas,' beval luitenant Ohlsen.
'De Russen willen zich wreken,' zei de Ouwe.
We renden verder tot we de weg hadden bereikt, waar luitenant Spät en zijn mannen ons wachtten.
'Geweren in de aanslag. Ouwe, om onze terugtocht te dekken,' beval luitenant Ohlsen.
'Jezus!' riep Porta. 'Als het misgaat, zijn wij altijd de pineut.'
Broertje en de Légionnaire hadden de zware mitrailleur al in stelling gebracht. Een ratelend salvo op de Russen bij de bosrand. Achter ons op de heuvel sloegen mortiergranaten met doffe klappen in.
'Looppas!' riep luitenant Ohlsen. 'Opschieten!' Woedend porde hij rekruten aan die niet snel genoeg liepen.
Een jongen die juist de helft van de weg had afgelegd, slaakte plotseling een afschuwelijk gebrul en begon in een kring rond te lopen terwijl hij zijn buik met beide handen vasthield.
Sanitätsgefreiter Berg rende naar hem toe. Hij legde hem op de grond en sneed zijn uniform open, maar het zestienjarige joch was al dood.
Berg liep, zwaaiend met de van een rood kruis voorziene tas verder. Hij verloor zijn helm. Vlak achter hem ontploften mortiergranaten. Als door een wonder werd hij niet geraakt. We waren blij: we mochten Sanitätsgefreiter Berg graag. Hij had zijn leven talloze malen op het spel gezet om dat van anderen te redden. Hoeveel soldaten had hij niet door mijnenvelden en over prikkeldraadversperringen teruggehaald! Toen wij in de kazematten van Sebastopol vochten, hadden wij hem in een bunker zien springen om Oberstleutnant Hinka te halen, die ernstig gewond was. Daarna had hij een tocht van drie kilometer gemaakt met Hinka op zijn rug, terwijl de granaatscherven hem om de oren vlogen.
Toen luitenant Barring hem vroeg of hij voor deze heldhaftige redding het ijzeren kruis wilde hebben, had Berg gezegd dat hij geen collectie ijzerwaren wilde aanleggen. Nu, twee jaar later, had Berg nog geen enkele decoratie. Alleen de medaille van het Rode Kruis, die hij op hoge prijs stelde.
De compagnie ging achter de heuvels in dekking. We bivakkeerden op een plaats waar zich een open plek in het bos bevond die de vorm had van een fjord. Wij waren er alleen. Het bataljon 'Breslau' was verdwenen.
Zoals steeds zochten we een geschikt gaatje om te dobbelen. We speelden om de wijn van wijlen de majoor.
We reden nu al dagen achtereen, met talrijke onderbrekingen op de stations. Uren achtereen had onze trein op dood spoor staan te wachten, tussen andere goederentreinen. Wij waren te beschouwen als stukgoed. Soldaten in oorlogstijd. In de administratie van de spoorwegen stond onze trein genoteerd als goederentrein no. 149.
De zesde dag na ons vertrek van het front stond de lange trein met een heftige schok stil, reed weer een eindje door en bleef opnieuw staan. De wielen knarsten. De locomotief floot en verdween.
Porta krabbelde overeind uit het stro van veewagen no. 9, keek door de spleet in de schuifdeuren en kondigde op laconieke toon aan:
'We zijn in Hamburg.'
De kleine Légionnaire rekte zich uit.
'Bij Allah, vanavond zitten we bij tante Dora in "De Orkaan"".'
'Het is Pinksteren,' zei de Ouwe zonder overgang.
'Waarom zeg je dat?' vroeg Heide. 'Wat maakt het voor ons voor verschil of het Pinksteren is of wat anders?'
'Ja, dat weet ik,' antwoordde de Ouwe schouderophalend.
'Het vorig jaar waren we met Pinksteren in Demjanks.' zei Porta.
'En het jaar daarvoor in Brest-Litowsk.' zei Broertje, die zich een brutale diefstal van vier SS-tanks herinnerde.
'Herinner ons alsjeblieft niet aan al die plaatsen waar we zijn geweest,' zei de Légionnaire geïrriteerd. 'Dat is vervelend. Je moet altijd vooruitkijken.'
'Vanavond ga ik naar het bordeel,' zei Porta, zich in de handen wrijvend.