'Maar waarom zouden ze mij neerknallen?' vroeg Broertje verwonderd.
'Kom, kom, je moet nu eenmaal van tijd tot tijd een paar mannen voor het vuurpeloton slepen. Dat gaat niet anders als je wilt dat de mannen de oorlog ernstig blijven nemen. Het volk moet voelen en begrijpen dat de dood overal en van alle kanten dreigt. En bovendien, generaals en commandanten willen ook wel eens doden zien vallen! Dat is het doel van hun carrière, Omdat ze niet zelf naar het front kunnen gaan, wat de dokters hun verbieden, daar zouden ze nl. maagzweren van krijgen, zoeken ze mensen om te executeren. Weet je, op die manier kunnen ze toch over de dood praten als de oorlog eenmaal voorbij is. Maar in jouw geval geloof ik toch eigenlijk niet aan een executie, Broertje. Jij bent een heel bijzonder soldaat. En het is in de hel ook nog niet heet genoeg voor jou. Dat soort dingen kost tijd.'
Men kon zien dat Broertje zich zeer gevleid voelde.
'Ja, ik ben geweldig, hè?'
Porta knikte instemmend en vervolgde:
'Zeker, jij hebt alles wat de officieren zozeer bewonderen. Je bent analfabeet en zo stom als het achterwerk van een blind varken. Jij doet alles wat je wordt opgedragen net als een tank waar je de motor van aanzet. Als we meer soldaten hadden als jij, zou Duitsland de hele wereld platbranden en zouden we zelfs de hakenkruisvlag in Stalins gat kunnen steken.'
'Porta, Porta, de taal die je eruit slaat, zal je nog eens zuur opbreken!'
'Italië gaat ons in de rug aanvallen,' verklaarde Broertje van onderwerp veranderend en het verhaal van Porta vergetend, een verhaal dat zoals gewoonlijk helemaal geen verhaal was.
'En waarom zou Italië ons tweeën nou in de rug aanvallen?' vroeg Porta met een uiterst dom gezicht.
'Ons tweeën natuurlijk niet, maar ons toch wel,' hield Broertje nors vol.
De Ouwe haalde de pijp uit zijn mond en knikte instemmend.
'Hij zou best eens gelijk kunnen krijgen,' zei hij.
'Het ergste wat ons zou kunnen overkomen,' zei Porta, 'zou zijn dat wij vergaten waarvoor wij deze oorlog voeren.'
Hij haalde een biscuitje uit zijn zak. 'Dat ding sleep ik al met me rond sedert we uit Wenen vertrokken, drie en een half jaar geleden. Een echte partijhoer heeft me het ding toen geoffreerd. Ik beschouw het als een kostbaar aandenken. Ik lees altijd wat erop staat als ik op het punt sta te vergeten waarom wij deze oorlog voeren.'
Hij hield de droge lekkernij omhoog, zodat iedereen kon zien dat er met letters van roze suiker op stond: 'Overwinning en Wraak!'
'Vergeet dat nooit, jongens, eerst moeten we overwinnen en daarna zullen we ons wreken! Ik zal me wel tot onze SS-vriend Heinrich wenden als onze vrienden eenmaal de oorlog hebben gewonnen!'
Luitenant Ohlsen knikte. Hij keek even de rij langs van de mannen die bezig waren modder en vuil van weken en weken te verwijderen van hun uitrusting en hun uniformen.
'Laat die commandant naar de bliksem lopen,' zei hij en zweeg toen weer verbeten.
Zelfs Porta zweeg. Luitenant Ohlsen, die bijna altijd correct bleef, deed ons verwonderd opkijken.
Hij wendde zich tot de Ouwe en tot luitenant Spät, die onder in de loopgraaf een pijp rookten.
'Het spijt me,' zei hij, 'maar zo iets maakt me razend.'
'Volkomen begrijpelijk,' antwoordde luitenant Spät. 'Wij zijn voor hem maar koelies, waarmee hij kan doen en laten wat hij wil.'
Het appèl verliep zoals te verwachten was. Nadat hij enkele minuten de compagnie had geïnspecteerd, kreeg de commandant een woede-aanval.
In de ogen van een frontofficier zagen de mannen er netjes uit, bijzonder netjes zelfs. Al het oude vuil was verdwenen. We hadden ons in het ijskoude bergbeekje gewassen. We hadden er zelfs in gebaad. Maar het was van tevoren duidelijk dat we een geroutineerde frontsoldaat als majoor von Vergil het niet naar de zin zouden kunnen maken. Volgens hem waren we vuil en bleven we vuil. Hij raasde over de uitgedroogde schoenen en laarzen. Maar hij vertelde er niet bij hoe we aan schoensmeer moesten komen.
Toen hij ons eindelijk liet gaan, had elke man van de compagnie het gevoel een dampende mestvaalt te zijn. Hij beval dat er de volgende ochtend opnieuw appèl zou worden afgenomen. Dat ging zo drie dagen door. Hij deelde met ruime hand gevangenisstraffen uit, straffen die we zouden moeten uitzitten zodra we werden afgelost. Een ander detachement werd veroordeeld om vijf kilometer te marcheren en te klimmen met volledige bepakking en de gasmaskers op.
Dat kostte één rekruut het leven. Door verstikking.
Luitenant Ohlsen deed wanhopige pogingen om contact op te nemen met ons regiment, maar overal heerste een enorme verwarring.
Wonderlijk genoeg lieten de Russen ons volkomen met rust. Alleen bewees wat verspreid infanterievuur dat ze er nog altijd waren. Maar de strijd werd veel verder noordelijk geleverd. Dag en nacht hoorde men in die richting vuur van allerlei soort.
Onze commandant gedroeg zich als een idioot. Het leek wel alsof hij erop uit was ons geheel uit te roeien. Het liet ons de gevaarlijkste en meest stompzinnige patrouilles verrichten.