Met de dood in de schoenen zocht kapitein Dose in de gebrekkige cartotheek naar de adressen van de verlofgangers. Kwam er maar een luchtaanval die de hele adressenadministratie in de poeier gooide!
Ondanks zijn naarstig zoeken slaagde hij er slechts in de adressen te vinden van negen mannen van de achttienhonderd die met verlof waren gegaan.
's Maandags kwamen ze echter allemaal terug, brandend van verlangen om hun kleine, meer of minder pikante avonturen in geuren en kleuren te vertellen aan iedereen die maar half bereid was een ogenblik te luisteren. Maar ze troffen in de kazerne een enorme verwarring aan. Op het bureau van elke officier lag een briefje met slechts vijf woorden, vijf sinistere woorden: 'Onmiddellijk melden bij de commandant!'
De officieren met weinig ervaring haastten zich dat bevel te gehoorzamen. De anderen belden eerst eens even naar links en naar rechts om zich te oriënteren. De handigsten meldden zich halsoverkop ziek en lieten de regimentsarts komen. Een uur later verlieten ze de kazerne in een ambulance.
Tot de eerste groep behoorde kapitein baron de Vergil, de commandant van de stafcompagnie. Drie uur later was hij ingedeeld bij een marsbataljon. Goed, hij was tot commandant benoemd, maar daar kon hij zich niet over verheugen, omdat hij tegelijkertijd bevel had gekregen naar het Oostfront te vertrekken. Hoewel hij niet over een levendig voorstellingsvermogen beschikte, vermoedde hij toch wel dat de toekomst niet veel goeds voor hem in petto hield.
Luizen, dacht hij huiverend. Vuile soldaten die smerig ruiken, kerels die stinken! Hij had wel kunnen huilen, maar hij wist zich in te houden. Een commandant die huilt als hij bevel krijgt naar het Russische front te vertrekken, dat zou een slechte indruk kunnen maken.
Na acht dagen was het 49ste regiment infanterie verdwenen. Compleet met wijnkelder. Iedere officier had zijn eigen voorraad bij zich. Geen van hen vertrok met minder dan twee volle vrachtwagens. De baron had er drie bij zich.
Hij was nu, midden in de bergen, commandant van een aanvalsgroep. Hij was er in recordtijd in geslaagd zich door de Russen te laten omcirkelen. Hij had naar alle richtingen om hulp geroepen en men had hem ten slotte geruststellend meegedeeld dat er hulp zou komen. Maar mijn hemel, het was me de hulp wel! Een tankcompagnie zonder één tank, een stel vagebonden in lompen. De baron schuimbekte van woede en nam zich vast voor hard te zijn, hard als Kruppstaal. Hij had absoluut niet begrepen dat de hulp die men had gezonden, bestond uit een compagnie uiterst ervaren frontsoldaten, geleid door twee uitstekende officieren. Die compagnie was meer waard dan een heel garnizoensregiment. Elke commandant aan het front zou uiterst tevreden zijn geweest als men hem deze compagnie had gezonden, maar een garnizoensofficier kreeg koude rillingen over zijn rug als hij de compagnie alleen maar zag.
Commandant baron de Vergil keek strak naar de witte band op de linkermouw van luitenant Ohlsen waarop men lezen kon: 'Strafregiment'. Die woorden werden geflankeerd door twee doodskoppen.
'Luitenant, als u volgens de voorschriften in de houding staat, moeten de voeten een onderlinge hoek van 45 graden vormen. Dat is bij u niet het geval.'
Luitenant Ohlsen corrigeerde de stand van zijn voeten.
De commandant wiegde langzaam heen en weer.
'Het spijt me, luitenant, maar ik moet uw aandacht er op vestigen dat als u in de houding staat de handen zich moeten bevinden op de naden van de broek en dat de ellebogen een rechte lijn moeten vormen met de gesp van de koppel. Dat is bij u niet het geval.'
Luitenant Ohlsen verplaatste zijn handen en ellebogen.
De zeven aanwezige officieren hielden op met eten en keken een beetje gegeneerd door het raam naar buiten. De commandant sloeg met zijn zweep op zijn opvallend glanzende laarzen.
'Luitenant, uw neus bevindt zich niet precies recht boven uw boordeknoopje. U houdt het hoofd enigszins scheef. Ik neem aan dat een 'officier als u bekend is met het feit dat een soldaat die in de houding staat, verplicht is zijn hoofd zuiver recht te houden.'
Luitenant Ohlsen verbeterde de houding van zijn hoofd.
De majoor haalde een gouden sigaretteaansteker te voorschijn en stak met veel omhaal een sigaret aan nadat hij die eerst even in een lange, zilveren sigarettepijp had geplaatst. Zijn zegelring, met het wapen van zijn voorouders, glinsterde. Met een neerbuigend lachje vervolgde hij.
'Volgens de voorschriften moet iedere soldaat – de majoor legde de nadruk op het woord "soldaat" – ervoor zorgdragen dat zijn gehele uitrusting en zijn kleding gereinigd wordt onmiddellijk na de strijd. Alles behoort zich dan weer in dezelfde staat te bevinden als toen hij het uit handen van de foerier ontving. Eén enkele blik op uw uiterlijk, luitenant, is voldoende om te zien dat u op dit punt uiterst nalatig bent geweest. De wijze waarop u hier verschijnt, riekt naar sabotage. Volgens de voorschriften van kracht voor fronteenheden dient iedereen die sabotagedaden verricht of daarvan ook slechts wordt verdacht, te verschijnen voor een krijgsraad te velde, die onder omstandigheden slechts behoeft te bestaan uit twee officieren. Ik heb er hier zeven en ik zou dus onmiddellijk een krijgsraad kunnen formeren, maar ik neem aan dat u door angst en luiheid u zelf niet meer bent en op die wijze tot uw schandelijk gedrag bent gekomen.'