De Oberfeldwebel schopte zachtjes met zijn zware schoenen tegen het lijf van zijn slachtoffer.
'Man, sta daar niet te dromen! Stomme zak! Dacht je soms dat jij je dekkingsgat op je gemakje zou kunnen graven terwijl wij stuk voor stuk worden neergeknald? Vlugger, kerel, vlugger!'
De rekruut viel flauw. Hij viel zo maar flauw zonder daartoe het bevel te hebben gekregen. Dat verbaasde de Oberfeldwebel ten zeerste. Met een hoofdgebaar beval hij twee mannen uit het gelid te stappen en het 'lijk' weg te slepen.
'En dat noemen ze dan soldaten,' mompelde hij. 'Arm Duitsland!' Maar die vent zou hem leren kennen, nam hij zich voor. Hem, Oberfeldwebel Huhn, de schrik van Bielefeld. Hij wreef zich wellustig in de handen. Wacht maar, oudje, wacht maar. Jij bent de eerste van de compagnie die de volle laag zal krijgen.
Maar de bestraffing had zijn uitwerking niet gemist. Geen van deze rekruten zou ooit weer zijn helm laten vallen.
'Wat een rotzak,' zei Porta onverschillig en kauwde op een schapeworst, die hij vijf dagen geleden had gevonden in de provisiezak van een Russische artillerist.
We hadden allemaal dergelijke schapeworsten. Schapeworsten uit Kakastan. Worsten die hard waren als steen en nogal zout, maar overheerlijk van smaak. Wij waren slechts met ons twaalven overgebleven, maar grote verliezen maakten niet veel indruk meer op ons. Dat hadden we nu al te vaak meegemaakt. Het bos was ons verduiveld duur te staan gekomen. Op de terugweg door dat grote woud waren wij op een Russische veldbatterij gestoten. Zoals gewoonlijk was het de Légionnaire die de Russen het eerst ontdekte. Zelfs de Indianen van Cooper vielen niet stiller aan dan wij. We ruimden ze uit de weg met onze kandra's. Dit zijn tweesnijdende Siberische messen die wij hadden buitgemaakt. Toen we met hen klaar waren, leek het wel of een 15 cm granaat in hun midden was ontploft. We waren als wilden op hen aangevallen. Ze lagen zich te bruinen in de zon, heel rustig en zonder op gevaar bedacht te zijn. De batterijcommandant, een joviaal dikkertje, kwam verrast door het lawaai uit zijn blokhut.
'Ah, kijk die smeerlappen nou eens! Die hebben zich weer volgezopen met wodka en zijn aan het vechten geslagen,' zei hij tegen zijn luitenant.
'Wat een rotbende!'
Dat waren de laatste woorden van zijn leven. Zijn hoofd rolde op het gras en twee bloedstralen spoten uit het sidderende lichaam omhoog.
De luitenant vluchtte het bos in, maar Heide achterhaalde hem en stiet hem de kandra in de borst. Hij viel morsdood neer.
Toen we met het karwei klaar waren, zagen we er afgrijselijk uit. Enkelen van ons begonnen te kotsen. Bloed en darmen stinken weerzinwekkend en dan die vliegen! Enorme, blauwe vliegen! Niemand hield van de kandra. Het was een veel te bloederig wapen, maar uiterst bruikbaar, geen enkel ander wapen kon er mee worden vergeleken. De Légionnaire en 'Barcelona-Blom' hadden ons in het hanteren van de kandra onderwezen.
We gingen op de munitiekisten en granaten zitten. Tevreden begonnen we hun worsten te eten en die te besproeien met wodka.
De enige die geen honger had, was Hugo Stege. We staken altijd de draak met hem, omdat hij een middelbare-schoolopleiding had genoten. Hij gebruikte nooit grove woorden en dat vonden wij abnormaal. Vanwege zijn correcte taalgebruik en zijn goede manieren meenden we dat hij niet helemaal goed snik was. Het ergste was dat Broertje had ontdekt dat hij zijn handen waste voordat hij ging eten.
Daarover hadden we hem zeker een uur onder handen genomen en hem ten slotte maar aangeraden naar een psychiater te gaan.
De Ouwe keek naar de worsten en de wodka.
'Dat nemen we allemaal mee. De lui hebben toch nergens meer behoefte aan.'
'Wat een mooie dood!' merkte de kleine Légionnaire met nadruk op. 'Die hebben niet eens begrepen dat wij hen kwamen doden. Allah is groot. Hij zorgt voor zijn kinderen.' Hij streek heel voorzichtig met zijn vinger over de snijvlakken van zijn kandra die zo scherp was als een scheermes. 'Als je weet hoe je dit dingetje moet gebruiken, is dat de snelst mogelijke dood.'
'Eigenlijk is het jammer,' mompelde Stege en begon opnieuw over te geven.
'Jammer?' riep Porta uit, 'Onzin! Stel nu eens dat het andersom was geweest en dat wij hadden liggen slapen terwijl de buren het bos uitkwamen?'
'Ik blijf het jammer vinden,' zei Stege, die koppig was.
'Goed hoor, dan is het jammer, maar dan is het verdomme ook jammer dat wij ons lijf door dat verrekte bos moeten slepen. Is dat onze schuld soms? Hebben ze jou toen ze je de pannekoek van Hitler op je kop drukten soms gevraagd of je het lollig vond om mensen dood te maken?'
'Man, schei uit,' zei Stege. 'Bespaar ons in 's hemelsnaam je filosofie.'
'Camarade,' merkte de Légionnaire op, 'wat Porta zegt is waar.' Hij schoof de sigaret in zijn mond van links naar rechts. 'Wij zijn hier om te doden, zoals een monteur in een garage nu eenmaal auto's moet repareren.'
'Dat is verdomme precies zoals ik erover denk,' brulde Porta en sloeg met zijn armen om zich heen om de blauwe vliegen te verdrijven die niet alleen op de Russische lijken neerstreken, maar ook ons als hun doelwit beschouwden. Die beesten ergerden ons. Het waren brutale vliegen, die in je ogen en Je neusgaten kropen. Ze kenden blijkbaar geen verschil tussen levenden en doden. Porta wees met een vuile vinger op Stege.