Het was al laat toen de nieuwe regimentscommandant plaats nam in de fauteuil van zijn voorganger achter het grote mahoniehouten bureau. De officieren bevonden zich reeds geruime tijd in het casino, maar voor het eerst sinds jaren wilde de stemming er niet in komen. En de champagne had een akelig bijsmaakje.
Daarna kwam snel de catastrofe. De verschijning liet de officieren bijeenroepen. Hij trok even een lelijk gezicht toen bleek dat de helft van de officieren al donderdagavond vertrokken was voor het weekend. Ze wisten natuurlijk wel dat dit in strijd met de voorschriften was, maar men was het al zolang op deze wijze gewend. Niemand kwam voor maandag in de kazerne terug.
De kolonel vroeg om de sterktestaat. Volgens de dienstvoorschriften moesten de lijsten van dag tot dag worden bijgehouden door de compagniescommandanten. Maar niemand had zich daar de laatste maanden druk over gemaakt. Men meende dat de Hauptfeldwebels de staat bijhielden.
De adjudant belde de compagniesbureaus op. Hij wist natuurlijk van tevoren wat het resultaat zou zijn, maar hij was nieuwsgierig hoe het daarna verder zou verlopen. Hem zelf zou het een zorg zijn. Hij wist zich altijd overal uit te werken. Zijn oom was plaatsvervangend stafchef van het leger dat in het vaderland bleef. Waarheen ze hem ook zouden overplaatsen, hij was overal veilig. Bovendien begon hij zich in Breslau te vervelen.
Hij legde de hoorn neer, glimlachte een tikje kwaadaardig en rapporteerde aan de majoor het resultaat van zijn diverse telefoontjes.
'Majoor, de juiste sterkte is op dit ogenblik onbekend. Alle Hauptfeldwebels zijn gedurende het weekeinde afwezig. De hoogste in rang is de onderofficier van de wacht. De bureaus zijn op slot.'
De zwijgzame majoor streek peinzend met zijn hand over het zwarte ooglapje.
'Officier verbindingen!' zei hij nors.
De allerjongste luitenant kwam aansnellen en riep met niet helemaal vaste stem:
'Luitenant Hans, baron von Krupp meldt zich, majoor.'
De eenogige verschijning mompelde:
'Zo, dus dat hebben we hier ook nog!' Daarop vervolgde hij met knarsende stem: 'Luitenant, controleer of de poorten bewaakt zijn! Het zou me niets verwonderen als de schildwachten tijdens het weekeinde eveneens afwezig waren.'
Voordat de luitenant het vertrek had verlaten, werd hij teruggeroepen.
'U meldt zich hier binnen een kwartier met de exacte opgave van de momentele sterkte in de kazerne.'
Baron von Krupp, die de geestige bijnaam 'kanonnenhoer' droeg, vertrok.
De adjudant was bereid er alles onder te verwedden dat de sterkte niet meer zou bedragen dan ca. 30% van de voorgeschreven sterkte. Tot nu toe had niemand zich ooit voor dit soort details geïnteresseerd. Breslau lag een heel eind van Berlijn. Niemand kwam hier ooit op inspectie.
De éénogige verschijning sprak er zijn verwondering over uit dat geen van de officieren die hij in de kazerne had ontmoet, een frontdecoratie droeg.
'Wij zijn nooit aan het front geweest,' deelde kapitein Dose, de domste officier van het regiment, openhartig mee.
Voor het eerst sinds zijn aankomst glimlachte de griezelige verschijning, maar het was geen vriendelijk lachje. En zijn toon was al evenmin vriendelijk toen hij aankondigde: 'Dan zult u er nog wel komen. De oorlog is nog niet afgelopen. In de dagen die komen, zult u al uw militaire kennis broodnodig hebben. Ik verwacht dat ik van elk van u in de loop van de avond nog een verzoek zal ontvangen om overplaatsing naar een onderdeel dat aan het front staat.' Daarop wendde hij zich tot de adjudant. 'U stuurt aan iedereen die niet in de kazerne aanwezig is en Breslau heeft verlaten, het volgende telegram: "Verlof ingetrokken. Onmiddellijk melden bij het regiment. Staat van alarm 3. Kolonel Bahnwitz, regimentscommandant." Ik neem aan dat u wel weet waar al die heren zich bevinden?'
De adjudant haalde nauw merkbaar zijn schouders op zonder te antwoorden. Hij had er geen flauw idee van waar de heren zaten. Hij besloot mannen uit te zenden naar alle bars en alle bordelen met opdracht zoveel mogelijk mensen van het regiment mee te brengen en daarmee zou hij dan zich van zijn taak hebben gekweten. Hij keek even naar kapitein Dose en besloot het corvee aan hem over te dragen. Hij tikte hem op de schouder.
'Dose, jij bent officier van paraatheid.'
Dose was zo verbaasd dat hij vergat te protesteren.
'En dus,' vervolgde de ander, 'is het jouw taak in geval van alarm de mannen van het regiment die met verlof zijn terug te roepen.'
Hij stak de kapitein, die niet in staat was een woord van protest te uiten, de telegrammen toe.
'Stuur iedereen die met verlof is zo'n telegram. Als officier beschik jij natuurlijk over alle adressen.'
Kapitein Dose vertrok volkomen verslagen.
De eenogige verschijning wierp een vreemde, ondoorgrondelijke blik op de adjudant en besloot hem bij zich te houden. Een man van dit type was altijd nuttig. Die zou als dat nodig werd zich ook weten te ontdoen van een troep Gestapo-honden.