Stever gaf hem gelijk. Huilen was in zo'n situatie het beste.
"De Verrader" deed enkele zware stappen door de gang. Toen wees hij met zijn duim naar de celdeur.
'Zo iets zal ons nooit overkomen,' zei hij.
Stever antwoordde niet. Weer vroeg hij zich af of hij zich tot de Gestapo zou wenden. Peinzend keek hij naar de nek van "De Verrader" en overwoog dat het juist was wat hij al eerder had gedacht: je zou enorm hard moeten slaan om de kop van die stierenek te scheiden. Hij had nog nooit zo'n dikke nek gezien. Hoe was het mogelijk dat je in een gevangenis zo weerzinwekkend vet kon worden!
'Waarom kijk je me zo aan?' vroeg "De Verrader".
'Ik keek naar uw hals, Herr Stabsfeldwebel,' zei Stever, die iets heel anders had willen zeggen.
"De Verrader" streek eens over zijn hals.
'Mijn hals?' zei hij verwonderd. 'Wat mankeert er aan mijn hals?'
'Hij is zo gespierd, Herr Stabsfeld'.'
'Zeker, Stever. Het is de hals van een onderofficier. Die snijd je zo niet door.'
'Die bijl is wel vlijmscherp, Herr Stabsfeld'.'
'Verdomme, wat heb jij, Stever? Knijp je 'm soms? Jij denkt aan de gekste dingen. Moet jij soms naar een sp-psychiater?' Het uitspreken van dit laatste woord kostte hem enige moeite. 'Ik had gedacht dat jij het ook nog eens tot onderofficier zou brengen maar als jij zulke ziekelijke gedachten hebt, gaat dat niet, Stever. Of ben je soms dronken? Dan vergeef ik het je. Maar je moet weten dat een Stabsfeldwebel nooit wordt geëxecuteerd. Wij vormen de ruggegraat van het leger, verdomme! Als alle Stabsfeldwebel zouden staken, zou de maatschappij zitten met de gebakken peren. Alles zou als een kaartenhuis ineenstorten: Adolf, Hermann, Heinrich, Joseph – ze zouden met een smak op de grond terechtkomen en dan kunnen ze in de planken van de vloer bijten. Vergeet dat nooit.' "De Verrader" stampte met zijn rechtervoet op de grond en keek Stever doordringend aan. 'Begrepen, Obergefreiter?'
'Begrepen, Herr Stabsfeldwebel' brulde Stever en hij dacht: Jij weet lang niet alles, dik zwijn. Ik word nog heel wat meer dan onderofficier. Binnenkort sla ik jou je bek dicht en dan zal ik je zoveel laten rennen dat je je vet wel kwijtraakt.
"De Verrader" liep innig tevreden over zich zelf terug naar zijn kijkgat.
Toen de gevangenen die middag werden gelucht, inspecteerden Stever en Braun de cellen. Braun nam die aan de rechterkant van de gang, Stever die aan de linker. Ze deden enkele ontdekkingen.
In cel 21, bij een ter dood veroordeelde kolonel, vond Braun een snede roggebrood, verstopt onder de matras. In cel 34 nam Stever een twee centimeter lange peuk van een sigaret in beslag. In de aangrenzende cel een potloodje. Alles wat ze aantroffen werd opgeborgen in een grote blauwe envelop. Stever genoot van dit werk. Voor hem was het iets als zakdoekje leggen. De gevangenen zouden worden gestraft volgens het speciale ritueel dat "De Verrader" hiervoor had ingesteld.
Stever had juist de laatste cel onderzocht toen het fluitje ging dat het einde van de luchtperiode aankondigde.
Luitenant Ohlsen bleef een ogenblik roerloos in de deuropening van zijn cel staan toen hij de chaos zag die Stever daar had achtergelaten. Toen stortte hij zich op zijn matras. En hij barstte in snikken uit.
De deur ging geluidloos open. Stever kwam binnen. Hij hield een kleine gele pil tussen duim en wijsvinger omhoog.
'Zoek je deze soms?' vroeg hij met een flauwe glimlach.
Luitenant Ohlsen deed enkele stappen naar voren. Stevers stok suisde door de lucht en raakte hem precies op de knie, zodat hem een kreet van pijn ontsnapte.
'Een gevangene moet in de houding staan als een bewaker de cel betreedt,' vermaande Stever, nog altijd glimlachend. 'Als hij dat niet doet, hebben wij het recht gebruik te maken van onze stok. Daar is die speciaal voor. Ik moet je zeggen dat je het sluw had aangelegd. Dat ding slikken vlak voor de operatie. Hoe heb je het kunnen doen? Ik heb me zo voor je uitgesloofd en dan doe jij zo iets! Maar je hebt je in mij vergist, luitenant. Ik verdacht je al de hele tijd. Je was me te rustig. Ik heb ervaring met dit soort dingen. Maar heb je een idee wat een ellende ik ermee zou hebben gekregen als jij die pil had ingeslikt? Maar ik heb radar over mijn hele lijf, zelfs in mijn achterste. Ik laat me er niet inluizen. Ik ken het hele reglement van buiten. Ik ken alle legervoorschriften van buiten. Daarvoor heb ik op school lezen geleerd. Ze zouden me zo als levend handboek op de krijgstucht kunnen gebruiken en me in een bibliotheek zetten. Als me iets wordt opgedragen dat ik niet helemaal vertrouw, vraag ik altijd om een schriftelijk bevel. Als ze dan op een dag tegen me zeggen: Stever, je hebt een moord begaan, kan ik hen uitlachen en het schriftelijke bevel overleggen en zeggen: mis poes. Jullie moeten de vent die dit heeft ondertekend ophangen. Ik ben de slaaf van de voorschriften en ik heb die voorschriften niet gemaakt. Daarom moet ik die pil van je houden, luitenant, nu ik hem eenmaal heb gevonden, anders kom ik zelf voor de krijgsraad. Ze willen op een of andere manier bloed zien als ze iemand ter dood hebben veroordeeld en ik laat me niet afslachten. We zullen dus maar doen alsof je die pil niet had gehad. Zo krijg ik geen gedonder. Ik zal hem opvoeren aan de grijze kat die me gisteren heeft gekrabd toen ik hem wilde aaien. Ik wil wel eens zien hoe dat ding werkt.'