'Ik veroorloof mij op te merken dat dit geen zijlijn was, maar de dubbelspoorlijn van Moskou naar Riga, een van de hoofdlijnen.'
Dr. Beckmann kreeg een kleur. Opgewonden viel hij uit: 'U wacht met antwoorden tot u een vraag wordt gesteld. Dat heb ik u al eerder te kennen gegeven.'
'De rechter had een vraag gesteld,' verdedigde luitenant Ohlsen zich.
'Meneer de rechter heeft mij een vraag gesteld en niet u!' riep dr. Beckmann. 'Volgens onze opvattingen is' het een zijlijn.'
'Maar dan toch een heel grote zijlijn, ongeveer duizend kilometer lang!' protesteerde luitenant Ohlsen.
'Dat is van geen enkele betekenis,' antwoordde dr. Beckmann en sloeg met zijn hand op het dossier. 'Als ik zeg dat dit een zijlijn is, dan is het een zijlijn! U bent hier in Duitsland en niet in de Russische moerassen. Wij houden er hier andere opvattingen op na. U had dus bevel ontvangen van uw commandant om stellingen te betrekken ten oosten van Olenin en volgens dat bevel mocht u zich door niets, door absoluut niets, noch door God, noch door de Duivel, noch door het gehele Sowjetleger ertoe laten brengen uw stellingen te verlaten. U moest dicht bij Olenin blijven en uw stellingen naar beide zijden en in voorwaartse richting verdedigen. Is dat juist of niet?' riep hij uit, terwijl hij beschuldigend met zijn zeer verzorgde vinger wees in de richting van de aangeklaagde.
Luitenant Ohlsen mompelde iets onverstaanbaars.
'Ja of nee?' riep Oberkriegsgerichtsrat dr. Beckmann.
'Ja.'
Dr. Beckmann keek triomfantelijk om zich heen.
'We zijn het dus eens over het bevel dat uw kolonel u had gegeven en we kunnen dus verder gaan, zodat de krijgsraad zich rekenschap kan geven van uw afgrijselijke lafheid. U voerde niet het bevel over een gewone compagnie. Het was integendeel een belangrijk versterkte compagnie. U kunt me corrigeren als dit niet juist is. Volgens de stukken had men bij uw compagnie extra ingedeeld een afdeling jagers gewapend met 75 mm antitankkanonnen. Bovendien nog een sectie pioniers gewapend met zware vlammenwerpers. Maar u kunt zelf de krijgsraad wel uiteenzetten over welke eenheden uw compagnie beschikte toen u de stelling bij Olenin betrok.'
'Zeker,' zei de luitenant terwijl hij opstond. 'Mijn compagnie telde 250 man tanktroepen, 24 jagers en twintig vlammenwerpers.'
'Een compagnie dus van ongeveer driehonderd man,' vervolgde dr. Beckmann. 'Ik geloof dat men dat gerust een sterke compagnie mag noemen, maar vertelt u nu eens iets over de bewapening.'
Luitenant Ohlsen haalde diep adem. Hij begreep nu volkomen wat deze mensenjager van plan was. Hij keek naar de president die met zijn potlood speelde en zich verveelde. Hij tekende prehistorische monsters op een kladblaadje.
'Mijn compagnie was bewapend met twee 75 mm antitankkanonnen, twee 80 mm granaatwerpers, drie 50 mm granaatwerpers van Russisch fabrikaat, twee zware mitrailleurs, zes lichte mitrailleurs, vier zware vlammenwerpers en vier lichte. Alle groeps- en sectiecommandanten beschikten over pistoolmitrailleurs. Verder een aantal geweren, hoeveel precies zou ik niet meer durven zeggen. Verder de gewone wapens van de pioniers, mijnen en zo.'
Dr. Beckmann knikte.
'U heeft een uitstekend geheugen. Dat was inderdaad de bewapening van uw versterkte compagnie. Ik wil er nog slechts aan toevoegen dat u uitzonderlijk goed was voorzien van pistoolmitrailleurs. U beschikte over 128 van die wapens en ondanks deze enorme bewapening heeft u zich bijzonder laf gedragen.'
'Dat is niet waar,' mompelde de luitenant nauwelijks verstaanbaar.
Dr. Beckmann glimlachte.
'De enige die hier liegt, bent u. Wie heeft de compagnie bevel gegeven zich terug te trekken? Een van uw onderofficieren? Een van uw manschappen? Nee, u, de compagniescommandant.'
'Maar toen was mijn compagnie al vernietigd,' riep luitenant Ohlsen wanhopig uit.
'Vernietigd?' herhaalde dr. Beckmann. 'U heeft een vreemde voorstelling van dat begrip. Zelfs een kind weet dat "vernietigd" betekent dat iets helemaal niet meer bestaat. En uw aanwezigheid hier bewijst reeds dat dit onjuist is. Maar laten we terugkeren tot het u gegeven bevel, standhouden onder alle omstandigheden.'
'Mag ik meneer de president vragen uiteen te mogen zetten wat er met de compagnie had plaatsgehad?'
Oberkriegsgerichtsrat dr. Jeckstadt had honger. De hele zaak verveelde hem. Er waren bovendien veel te veel van dit soort zaken. Men zou die gevallen langs administratieve weg moeten afdoen. Het zou vandaag zeker drie uur worden voor hij naar huis kon gaan. En het was nog wel zijn bridgeavond. Die luitenant kon naar de bliksem lopen. En die idioot van een Beckmann had het ook heel wat korter kunnen maken. Hij wist toch ook hoe het af zou lopen, waarom dan al die drukte?
'Verzoek toegestaan. Maar maak het kort.'
'Na ononderbroken gevechten die vier dagen en vier nachten hadden geduurd, gevechten met Russische jagers en cavaleristen,' begon de luitenant, 'was mijn versterkte compagnie van ongeveer 300 man gereduceerd tot 19 man. Alle zware wapens waren vernietigd. Er was praktisch geen munitie meer. Slechts twee lichte mitrailleurs werkten nog. Alles wat we aan munitie hadden, moest voor deze wapens worden gereserveerd. We stonden met één man tegen vijfhonderd. Voor en achter ons intensief granaatvuur. Over de gehele sector onafgebroken vuur uit automatische wapens. Alleen een gek zou de strijd verder hebben voortgezet.'