Luitenant Ohlsen keek de aanklager aan.
'Herr Obergerichtsrat, ik heb bij de geheime politie allerlei bekentenissen ondertekend, ik vermoed dus dat uw vraag overbodig is.'
De dunne lippen van dr. Beckmann vertrokken tot een sarcastisch glimlachje. Hij streelde de papieren die voor hem lagen.
'U kunt gerust aan mij ter beoordeling overlaten welke vragen overbodig zijn en welke niet. Maar ik wil voor het ogenblik even ter zijde laten wat u in de akte van beschuldiging ten laste is gelegd.' De kleine dokter in de rechten wendde zich tot de krijgsraad en vervolgde met luide stem:
'In naam van de Führer en van het Duitse volk voeg ik aan de beschuldigingen tegen luitenant Ohlsen nog toe desertie en lafheid te velde.'
Verwonderd keken de drie rechters op. De president vergat zelfs de vlieg.
Luitenant Ohlsen sprong woedend overeind.
'Desertie! Lafheid! Dat zijn leugens!'
Dr. Beckmann glimlachte minachtend. Hij behoorde tot de brave middenstand die altijd staat achter de regerende partij.
'Uw antwoord verwondert me niet. Ik had dat al verwacht.' Dr. Beckmann genoot van zijn woorden. Dit was nu net een zaakje naar zijn hand. Met verrassende aanvallen die iedereen verstomd deden staan.
'Desertie is iets dat nooit bij mij is opgekomen, Herr Oberkriegsgerichtsrat.'
Dr. Beckmann knikte. Hij voelde zich zo zeker als de rots van Gibraltar.
'Laat eens kijken. Wij zijn hier ten slotte om de geformuleerde beschuldigingen te bewijzen of ongegrond te verklaren. Als u kunt bewijzen dat mijn aanklacht elke basis mist, dan zult u als vrij man deze zaal kunnen verlaten.'
'Vrij?' mompelde Ohlsen. Hij keek naar de deur achter de publieke tribune en dacht, in het Derde Rijk is niemand vrij. Iedereen is een gevangene, van de zuigeling tot de grijsaard op zijn sterfbed.
'In het tegenovergestelde geval,' zei dr. Beckmann kwaadaardig, 'weet u wel wat u staat te wachten.'
Dat wist de luitenant inderdaad.
De president knikte instemmend.
Dr. Beckmann wendde zich tot de rechters.
'Met toestemming van de krijgsraad zullen we afzien van de akte van beschuldiging en ons bepalen tot de nieuwe aanklacht tegen de gevangene, zonder voorafgaand onderzoek. Ik heb de betreffende documenten hedenmorgen per speciale koerier ontvangen. Documenten opgesteld door de geheime politie, documenten die een duidelijke taal spreken.'
De president knikte opnieuw.
'Toegestaan. De krijgsraad ziet af van het vooronderzoek.'
'Luitenant, op 2 februari 1942 stond u aan het hoofd van de 5de compagnie van het 27ste tankregiment. Is dat juist?'
'Ja.'
Dr. Beckmann glimlachte, volkomen zeker van zijn zaak.
'Wilt u de krijgsraad vertellen waar u zich toen bevond?'
'Dat herinner ik me niet precies. Ik vermoed dat het in de buurt van de grote bocht in de Djnepr zal zijn geweest, maar precies waar durf ik niet te zeggen. Ik heb op zoveel plaatsen gevochten.'
Dr. Beckmann sloeg triomfantelijk op de tafel.
'In de bocht van de Djnepr, juist! Uw divisie was geplaatst in de sector Wjasma Rsjew. U had bevel gekregen om met uw compagnie in stelling te gaan nabij Olenin, ten westen van Rsjew. Herinnert u zich dat nog?'
'Zeker. Onze divisie stond op het punt te worden ingesloten. De 19de en 26ste Russische cavaleriedivisies hadden ons in het zuiden de weg afgesneden. Uit het noorden naderde de 822ste Russische tankdivisie.'
'Dank u, dank u,' onderbrak dr. Beckmann. 'Wat de Russen deden, interesseert ons niet. Uw pantserdivisie bestaat nog steeds en uw verklaringen zijn dus kletspraatjes.' Hij keek in de richting van het publiek, waaronder zich vele hogere officieren bevonden. 'Een Duitse tankdivisie kan niet door Sowjeteenheden, troepen van een inferieur ras, worden ingesloten. Dat is onmogelijk.'
Rumoer op de publieke tribune.
'Stilte!' donderde de president en sloeg met de vlakke hand op de tafel.
'Herinnert u zich de omgeving van Olenin nog, luitenant?'
'O, ja,' zei de luitenant kortaf.
'U had mondeling bevel gekregen van uw commandant, kolonel von Lindenau, posities te bezetten dicht bij Olenin, omdat er in die sector een gat in de linies was ontstaan. Die bres lag langs de spoorlijn op twee kilometer afstand van Olenin in oostelijke richting.'
'Welke spoorlijn?' vroeg een van de rechters. Niet dat hij aan het antwoord ook maar de geringste betekenis hechtte, maar hij voelde dat hij een vraag moest stellen.
'Welke spoorlijn?' herhaalde dr. Beckmann verwonderd. Hij zocht woedend tussen zijn papieren en mompelde opnieuw: 'Welke spoorlijn?'
Luitenant Ohlsen liet hem rustig zoeken. Toen zei hij:
'Het was de lijn Rsjew-Nelidowo.'
'Wacht met antwoorden tot u iets wordt gevraagd,' riep Beckmann geïrriteerd uit. 'Wij zijn hier van alles nauwkeurig op de hoogte. De vraag van meneer de rechter was aan mij gericht en niet aan u.' Hij wendde zich tot de krijgsraad en boog serviel.
'Het was de spoorlijn Rsjew-Nelidowo. Een zijlijn.'
Luitenant Ohlsen voelde dat hij dr. Beckmann diende te corrigeren. Hij stond weer op.