Reserveoffizier van gezondheid dr W. Edgar zal de executie bijwonen.
De twee andere veroordeelden zullen onthoofd worden. Het regiment dient er voor te zorgen dat beul Röttger uit Berlijn overkomt. Het regiment dient te zorgen voor onderkomen van de beul en zijn twee assistenten. De onthoofding zal plaatsvinden op binnenplaats B van de garnizoensgevangenis.
Het 76ste regiment infanterie zal vier lijkkisten rekwireren.
De vier overlijdensakten zullen door de officier van gezondheid onmiddellijk na de executies worden afgegeven en door een ordonnans worden afgeleverd bij de administratie van de begraafplaats. De lijken zullen worden begraven op de speciale begraafplaats afd. 12/31.
A. Zimmermann,
Oberstleutnant
Op deze wijze had men alles voor de executie en begrafenis van de vier mannen al geregeld nog voordat het proces was begonnen of de veroordeling had plaatsgehad.
Menselijkheid was in het Derde Rijk een onbekend begrip. Alles was gebouwd op voorschriften en paragrafen. De geringste overtreding van een paragraaf leidde tot een veroordeling zonder dat men daarbij ook maar in de geringste mate rekening hield met menselijke factoren. 'Verzachtende omstandigheden' kende men niet.
Zaal 7 van het gebouw van de krijgsraad was stampvol. Alle voor het publiek gereserveerde plaatsen waren door soldaten bezet. Ze waren hier niet vrijwillig gekomen, maar op bevel.
Op dit ogenblik wachtte een Gefreiter van de alpenjagers op zijn vonnis. De krijgsraad had zich teruggetrokken.
De aanklager bladerde in zijn papieren. Hij bereidde zich voor op de volgende zaak. De Gefreiter interesseerde hem al niet meer.
De verdediger speelde met zijn potlood, een geel potlood. Hij dacht aan Elisabeth Peters. Ze had beloofd hem die avond zuurkool met worst en spek te serveren. Hij was dol op zuurkool. Hij hield ook van haar, natuurlijk, maar een maaltijd zonder zuurkool was geen maaltijd.
De stenografe keek naar de Gefreiter en dacht: een sombere boer, daar zou ik niet graag bij slapen.
De jonge alpenjager keek naar de grond. Hij speelde met de nagel van zijn duim. Hij bekeek aandachtig de planken onder zijn voeten: doodstraf, geen doodstraf, doodstraf, geen doodstraf. Het eindigde bij doodstraf, maar hij voelde dat er onder de bank nog drie planken moesten zijn en dus werd het 'geen doodstraf'. Hij keek verstolen naar de witte deur in de hoek. Daar zouden zijn forse rechters uit te voorschijn komen en zijn lot zou bepaald worden zonder dat men zich iets van de uitspraak van de planken zou aantrekken.
De gehele zaak tegen de achttienjarige soldaat had maar tien minuten geduurd. De president had hem enkele vragen gesteld. Maar het grootste deel van de tijd was gebruikt door de aanklager. Het minst spraakzaam was de verdediger geweest. Hij had alleen maar gezegd: 'Ik verzoek de krijgsraad om clementie, al heb ik begrip voor de moeilijke situatie waarin deze zich bevindt. De discipline moet worden gehandhaafd zonder rekening te houden met menselijke sentimenten.'
De zaak van de jonge alpenjager lag al heel eenvoudig, tenminste naar de mening van deze militaire rechters.
De jonge soldaat werd steeds ongeruster en kon bijna niet meer op zijn plaats blijven staan.
De Oberfeldwebel met de hondekop die naast hem stond, wierp hem een afkeurende blik toe. Hij wrong zijn handen ineen en vocht tegen zijn tranen. Waarom konden die drie rechters achter de witte deur het niet eens worden? Maar als ze het niet met elkaar eens konden worden, had hij nog een kans. Daarom waren ze natuurlijk met zijn drieën.
Maar niemand in zaal 7 kon vermoeden wat de drie officieren die zich terug hadden getrokken in feite uitvoerden. En toch was dat volkomen menselijk en normaal. Ze dronken gewoon een glaasje kirsch van de Oberkriegsgerichtsrat Jeckstadt.
Kriegsgerichtsrat Burgholz hief zijn glas op en sprak een lofrede uit op de heerlijke drank.
Na twee of drie glazen besloten ze terug te gaan naar zaal 7. De zaak zelf had niets om het lijf. Een halve pagina stenografisch verslag, een stempel, een paar handtekeningen, dat was alles.
De witte deur ging open.
De jonge soldaat verbleekte. De toeschouwers stonden haastig op zonder daarvoor zelfs een bevel te hebben ontvangen en ze bleven in de houding staan.
De president en zijn twee mederechters gingen achter het grote bureau zitten dat de vorm had van een hoefijzer. Alle drie roken ze naar drank.
'Gefreiter Paul Baum, 3de regiment alpenjagers, 18 jaar, vrijgezel,' las de president met zware, monotone stem, 'wordt ter dood veroordeeld wegens desertie. Het vonnis zal door de kogel worden voltrokken.'
De jongeman wankelde, witter dan het gekalkte plafond.
De forse Feldwebel ondersteunde hem.
De president vervolgde onbewogen:
'Van deze uitspraak is geen beroep mogelijk. Gratie kan niet worden verleend en wordt van tevoren afgewezen. De zaak is gesloten.'
De Oberkriegsgerichtsrat beëindigde zijn lectuur, sloot het dossier en veegde zich luchtig het voorhoofd af met zijn geparfumeerde zakdoek terwijl hij nog even zonder de geringste belangstelling keek naar de jonge man die voor hem stond. Daarop haalde hij een volgend dossier te voorschijn, streek even met strelende hand over het roze karton en keek naar de Oberfeldwebel. 'Volgende zaak. De Staat versus reserve-luitenant Bernt Ohlsen. Rol no. 19.661/M.43H – '