Stever rapporteerde. De jongeman keek eens naar de opgehangen generaal, haalde zijn schouders op, nam een formulier uit zijn tas en ging achter de ruwe tafel zitten. Een ogenblik later was de overlijdensakte ondertekend en voorzien van een stempel. Terwijl hij Stever het formulier overhandigde, zei de jongeman:
'Als het altijd zo vlot ging om de doodsoorzaak vast te stellen, zou dat heel plezierig zijn. Breng die knaap maar weg, Obergefreiter, en stop hem onder de grond.' Hij verdween als een door de wind voortgeblazen witte wolk.
Stever en Hölzer zetten de kruk overeind en begonnen de generaal omlaag te halen.
'Je moet toegeven dat het idioot is,' bromde Hölzer. 'Eerst beulen we ons af om hem netjes op te hangen en nu sloven we ons weer uit om hem eraf te halen. Dat is toch zinloos. Ik heb er schoon genoeg van.'
'Goeie God, houd toch op met je gekanker,' vermaande Stever. 'We hebben het hier nog zo slecht niet. Wij zitten hier heel rustig achter onze tralies en we lachen om de kerels die exerceren. Weet jij nog iets van geweergymnastiek? Ik herinner me niet eens meer wanneer ik dat voor het laatst heb gedaan.'
Al vloekend en mopperend droegen ze de generaal naar de kelder. Op de trap lieten ze het lijk bijna vallen en de een beschuldigde de ander ervan dat hij had losgelaten. Aan de benen sleepten ze het door de lange keldergang. Er klonk een doffe bons toen het hoofd tegen de deur van de strafcel sloeg.
'Goeie God, je bent hier een soort doodgraver,' bromde Hölzer geërgerd. 'Ik blijf hier niet, Stever, ik vraag vandaag nog overplaatsing aan.'
'Jezus, man, houd eens op!' riep Stever, 'of je kunt een pak slaag krijgen. Als jij naar "De Verrader" toestapt en zegt dat je hier weg wilt, haalt die zich allerlei dingen in het hoofd. Heb jij een geweer wel eens bij ongeluk zien afgaan?'
'Barst,' vloekte Hölzer. 'God, wat heb ik er genoeg van.'
Obergefreiter Stever boog zich over de bar van de 'Kater'. Hij stak zijn vinger uit in de richting van Emil 'IJzeren Hein'.
'Jij begrijpt daar geen barst van, "IJzeren Hein", de meeste jongens laten zich heel vlot de keel afsnijden. Alleen dat ophangen, daar houd ik niet van, als ze daar zo hangen te bungelen...'
'Praat toch eens over wat anders,' bromde Emil. 'Omdat ik jajem verkoop, hoef ik toch zeker niet de hele dag naar dat soort geklets te luisteren!'
'Op het ogenblik hebben we een luitenant van de tanks in de gevangenis. Beste vent. Hij staat voor alles open, maar hij zal het wel niet lang maken. Jank maar niet.'
'Ik mag jou niet, Stever, jij bent een walgelijke vent,' zei Emil en staarde naar het glas dat hij zo juist had leeggedronken.
Stever sloeg zijn borrel achterover en liet een nieuwe aanrukken.
'En waarom vind je mij een walgelijke vent, "IJzeren Hein"?'
'Omdat er voor jou niks mooiers bestaat dan oorlog en gevangenissen. Jij bent geen mens meer, jij vindt het lekker om andere mensen te pesten en te mollen.'
'Ben jij nou helemaal gek geworden, Emil? Ik houd er helemaal niet van, verrek, ik houd niet eens van me zelf.'
'Zie je nou wel,' riep Emil triomfantelijk uit, 'je bent een walgelijke vent, je walgt van je zelf. Geen mens mag je. De dag komt waarop jij aan een eindje touw zult bengelen. Kerels als jij worden altijd opgehangen.'
Stever draaide zich om naar het meisje dat in een hoekje op klanten zat te wachten. Het was nog vroeg op de avond. De mensen kwamen zelden voor tien uur in de 'Kater'.
'Erika, vind jij me ook een walgelijke kerel?'
'Jij bent een smeerlap, een vuilnisemmer, je stinkt. Emil heeft gelijk, ze zullen je nog wel eens ophangen. Jij ruikt naar de cel en naar het schavot.'
Stever schudde zijn hoofd.
'Jullie begrijpen er geen bliksem van. Ik heb medelijden met de lui die bij ons komen. Mijn God, ja. Maar waarom zou ik naar het front gaan als ik veilig thuis kan blijven? De een of andere vent in een bureau heeft beslist dat Obergefreiter Stever cipier moest worden en je kunt je noodlot niet ontlopen. Als ze me straks een papier onder mijn neus duwen en zeggen dat ik de Russen eens van dichtbij moet gaan bekijken, dan ga ik, want dan moet ik wel. Maar nu zit ik hier in mijn gevangenis en dat is mijn schuld niet. En de oorlog, is die soms mijn schuld? Ik doe wat de grote heren van me willen, niet meer en niet minder. En de dag waarop de oorlog is afgelopen en andere heren aan het bewind komen, dan trek ik mijn uitgaansuniform aan, die met de mooie lichtgrijze broek en het gouden galon en dan ga ik naar de "Orkaan", naar tante Dora om feest te vieren ter ere van de vrede en de nieuwe tijd! Daarna laat ik alle gevangenen uit hun cellen en maak ik me gereed om de gevangenen van morgen te ontvangen en jij, Emil (Stever stak zijn vinger beschuldigend in de richting van 'IJzeren Hein'), jij, die jajem op krediet hebt verkocht aan alle bewonderaars van het hakenkruis, jij zult in de ganzepas met al je soortgenoten de cel ingaan. Dan wordt het jouw beurt om in de kont te worden getrapt. Weet je hoe de geleerden dat noemen? Nemesis!'