Stevers hand ging naar zijn keel. Zijn gezicht verstrakte.
'Was een van die lui een klein ventje met een enorm litteken op zijn smoel? Een die voortdurend sigaretten rookte?'
'Ja, precies. Ken je hem?' vroeg Hölzer verbaasd.
'Ja, hij is hier in de gevangenis op bezoek geweest. Zong hij iets, Hölzer?'
'Ja, iets over de dood, die maar moest komen. Ik heb me afgevraagd of ik hen maar niet bij de Gestapo zou aangeven. Je vindt altijd wel iets waarvan je iemand kunt beschuldigen. Gelukkig heb ik het niet gedaan, want dan was ik misschien zelf in een cel terechtgekomen. De eigenares van het café is goed bevriend met "Mooie Paul" en je kunt er donder op zeggen dat er in dat café veel lui zitten die voor hem werken. Alle donders! Het schijnt dat ze zelfs Gestapo-Müller uit Berlijn in haar macht heeft. De Gestapo durft niets tegen haar te beginnen. Stever, ik ben me gisteren rot geschrokken. Ik had haar gisteravond iets gezegd, zo maar, een losse opmerking, zonder erbij na te denken. Weet je wie me uit die tent hebben gezet? Twee kerels van de SD, die voor Dora werken. En ze deden het zo zachtzinnig dat ik bijna mijn nek heb gebroken, zo'n smak maakte ik.
'Hölzer, begint het jou door te lopen?' vroeg Stever zacht. 'Wat scheelt jou toch? Vrij je soms niet genoeg?'
'O jawel. Ik ga al drie weken lang iedere avond met een vrouw naar bed. Ik ken alle hoeren van de Reeperbahn. Alle beroepshoeren en een heel aantal scharreltjes. Ik ben zo slap dat ik me nauwelijks op de been kan houden. Maar overal waar ik me vertoon, zie ik kerels van het 27ste regiment. Als ik de kans zie, zuip ik me vol om alles te vergeten. Stever, het bevalt me hier niet meer. Ik wil weg.'
'Ben je nu stapelgek, Hölzer? Hier zit je veilig. In deze bajes kan niemand iets tegen je beginnen; je loopt veel meer gevaar als je naar het Oostfront gaat, waar alle mogelijke psychopaten rondlopen met handgranaten en ander moordtuig. Je bleef geen drie dagen in leven. Maar hier gebeurt je niets. Zolang je maar niet slap wordt. Beschouw de gevangenen niet als je kameraden. Je moet hen vertrappen als ongedierte. Je kunt moeilijk meehuilen met alle kerels die ze aan de paal binden om hen dood te schieten. Doe wat je wordt gezegd en maak je verder geen zorgen.'
'Ik weet dat je gelijk hebt. Ik heb van alles geprobeerd, maar het helpt niet. De hele dag heb ik maagpijn van angst. Morgen moeten we er weer een executeren, die vent uit no. 20. Hij begint te snikken telkens als ik zijn cel binnenkom. Toen zijn vrouw dezer dagen afscheid van hem kwam nemen, dacht ik dat er geen eind kwam aan het gesnotter. Ze hebben me gevraagd hen te helpen, alsof dat zo eenvoudig was. Verdomme, laten ze dan liever een brief schrijven aan Adolf of aan SS-Heinrich. Zie je, daarom drink ik nu, ik giet me telkens vol, het is ontzettend. Na het zesde glas zie ik alles door een waas. Dan drink ik uit de fles. Ik doe 's nachts niets dan drinken en vrijen en 's morgens heb ik een houten hoofd, mijn handen trillen en ik voel me door en door rot. En de nachten zijn kort, maar de dagen zijn lang.'
'Jij maakt je veel te druk,' verklaarde Stever. 'Wat gebeurt er hier nu eigenlijk? Niets bijzonders. We schieten hier gemiddeld vijf à zes lui per week dood. Er zijn weken waarin we niemand fusilleren, maar aan het front schiet een bataljon dag en nacht mensen dood. Denk je dat de commandanten daar slecht van slapen? Denk je dat ze staan te trillen op hun benen, omdat een tank een heel peloton heeft uitgeroeid? Je moest eens gaan kijken in het militaire hospitaal van Sankt Georg, dan zag je de zaak wel anders. En dat zijn dan nog onschuldige mensen. Hun enige misdaad is dat ze als Duitsers zijn geboren en dat de staat hen heeft gedwongen een grijze uniform aan te trekken en het vaderland te verdedigen. Maar de lui die wij uitroeien, zijn misdadigers en ze zijn door hun eigen schuld in de gevangenis terechtgekomen.'
'Stever, ik griezel van die man met de bijl. Hij gunt zich niet eens de tijd om het bloed af te vegen voor hij het volgende slachtoffer aanpakt en die ter dood veroordeelden zijn toch lang niet allemaal echte misdadigers.'
'Daarin vergis je je, Hölzer. Als je de wet overtreedt, ben je een misdadiger, al stook je ook maar een vuurtje waar het niet mag. Het is in 'dit land verboden te zeggen wat je denkt. Wie dat doet, wordt de kop afgehakt.' Stever bewoog zijn wijsvinger vermanend heen en weer onder Hölzers neus.
'Zeggen jij en ik soms ooit wat we denken?'
Hölzer krabde zich onder zijn helm. Daarna zei hij vol overtuiging:
'Waarachtig niet, zo gek zijn we nooit.'
'Zie je wel,' zei Stever lachend. 'Wij zijn brave burgers. Wij veranderen alleen van politieke kleur als de kleur van de vlag verandert. Ik zeg net zo lief "Leve Dinges" als "Leve Hitler".'
'Ik wil hier toch niet blijven, Stever. Ik wil weg. Ze maken "De Verrader" nog eens koud en ons erbij. Als je verstandig bent, Stever, ga je er samen met mij van door. Straks is het te laat. Dan staan we voor de nederlaag. Ik waarschuw je dat het tijd wordt om het bruine hemd uit te trekken.'