Home>>read Geen tijd voor een kus free online

Geen tijd voor een kus(81)

By:Meredith Webber


Cassie probeerde zich te vermannen, maar haar afschuwelijke gedachten lieten zich niet verdrijven. Ze hoorde McCall tegen iemand praten en ze zag Suzy, die kennelijk een boodschap had. Ze hoorde McCall aan Suzy vragen of ze de kinderen mee naar de polikliniek kon nemen. Toen voelde ze zijn arm om haar schouders en voerde hij haar mee naar haar kantoor.

‘Suzy zal ervoor zorgen dat er iemand op de kinderen past en koffie laten brengen. Zijn je kleren nog vochtig? Die van mij zijn inmiddels droog. Het kan me niet schelen hoe ik eruitzie, maar zodra je je koffie op hebt, moet je een hete douche nemen en schone kleren aantrekken. Dan zul je je stukken beter voelen.’

‘En zal degene die me probeert te vermoorden dan weg zijn gegaan?’ vroeg ze.

Ze merkte dat ze hevig trilde en drukte zich dichter tegen de man aan die haar ondersteunde. Hoewel ze McCall eigenlijk amper kende, klampte ze zich aan hem vast alsof hij een reddingsboei was.

‘Ga zitten!’ McCall had haar haar kantoor binnen geloodst en drukte haar nu in een stoel. ‘Ik heb Dave gesproken, en hij onderzoekt wat er op de dam is gebeurd. Het belangrijkste is, dat je veilig bent.’

‘Dat wij veilig zijn,’ verbeterde ze hem. Terwijl ze hem aankeek, kwam er weer iets verontrustends in haar hoofd op. ‘Maar we hadden allebei dood kunnen zijn. Je brengt jezelf in gevaar. En voor een vreemde.’

Toen hij tegen haar glimlachte, leek het idee dat hij zichzelf in gevaar bracht ineens nog bespottelijker. ‘Ik zou niet willen dat jou iets overkwam,’ zei ze zachtjes.

Hij legde een hand tegen haar wang. ‘Ik ben een grote jongen en ik kan heel goed op mezelf passen.’

‘Maar wat zou je kunnen doen in een situatie zoals die van vandaag?’ wilde Cassie weten. ‘Je verliest de controle over de auto en rijdt het water in, of botst tegen de muur aan de andere kant. We hadden allebei dood kunnen zijn.’ ‘Maar dat zijn we niet,’ bracht McCall haar in herinnering. Hij ging op de rand van haar bureau zitten, zodat hij haar kon aanraken en troosten.

Zijn aanrakingen waren geruststellend bedoeld, hield ze zich voor. Maar niettemin voelden ze heel prettig aan.

‘En ik durf te wedden dat dit zogenaamde ongeluk voor jou bedoeld was. Het plan mislukte en hij moet dus iets nieuws bedenken. Er is tijd nodig om "ongelukken" te plannen, Cassie. Ik weet dat het voor de familie Ward een angstaanjagende ervaring is geweest, maar ze hebben ervoor gezorgd dat we nog wat respijt hebben.’

Cassie voelde zich misselijk worden bij de gedachte dat iemand koelbloedig het plan had gesmeed om iemand op een dergelijke wijze te doden. ‘Je hebt gelijk,’ zei ze. Ze richtte zich zo abrupt op in de stoel, dat zijn handen van haar af gleden. Wat maar goed was ook, want ze moest nadenken, en dat viel haar moeilijk als hij haar aanraakte. ‘Laten we achter deze persoon aangaan. Laten we ervoor zorgen dat we hem te pakken krijgen. Of haar. Want waarom ben je er eigenlijk zo zeker van dat het een man is?’

Hij leunde voorover en nam haar handen in de zijne. ‘Vanwege het auto-ongeluk van Mrs. Ambrose,’ zei hij.

Hierna legde hij haar uit dat er met de remmen van Mrs. Ambroses auto was geknoeid op een ingewikkelde manier, en dat alles erop wees dat dat was gedaan door iemand die vrij veel verstand van auto’s had - meer bewijs dat het hoogstwaarschijnlijk om een man ging. Het feit dat Cassie vrijwel niets wist over de werking van voor- en achterremmen bevestigde zijn theorie alleen maar. Maar ze begreep prima dat het dodelijke ongeluk was veroorzaakt doordat Mrs. Ambroses remmen hadden geweigerd toen ze haar steile oprit af reed.

Ze huiverde toen ze aan Mrs. Ambroses toegetakelde lichaam dacht.

Op dat moment werd er geklopt, en een verpleegster bracht een dienblad binnen. Zodra ze weg was, overhandigde McCall haar een kop koffie.

‘Drink dit zo warm mogelijk op en neem dan een douche. Het heeft geen zin om achterom te kijken, Cassie. We moeten verder.’

Ze nam een slok koffie en keek hem toen aan. ‘Dat weet ik, maar ik geloof niet dat ik het zou kunnen verdragen als er iemand anders iets overkwam.’

McCall stond op en liep naar het raam, zoals hij die eerste keer in haar kantoor had gedaan. Was dat gisteren pas? ‘Ik geloof dat ik dat ook niet zou kunnen verdragen,’ zei hij, rustig, maar met nauw bedwongen emotie.

Licht geïrriteerd door de golf van sympathie die haar overspoelde, dronk ze haar koffie op, stond ze op en liep naar haar dossierkast. De onderste la bevatte geen dossiers, maar keurig opgevouwen kleren die ze daar voor noodgevallen bewaarde. Ze haalde er een T-shirt, spijkerbroek en ondergoed uit en begaf zich naar de voormalige verpleegsterskamer die nu voor incidentele bezoekers werd gebruikt.

Toen ze terugkwam, zat McCall achter haar bureau op een notitieblok te schrijven. ‘Dave heeft iemand de lijsten van de andere drie vrouwen laten faxen, en ik heb de namen opgeschreven die op alledrie de lijsten voorkomen.’