Tot zijn verbazing zag McCall dat Blondies bloed rechtstreeks aan de gewonde hond werd toegediend, terwijl de dierenarts de operatie verder uitvoerde.
‘Moet het bloed niet eerst geprepareerd worden?’ informeerde hij.
‘Ben je medicus?’
McCall kon opnieuw alleen maar vermoeden dat de vraag aan hem was gericht en hij zei ontwijkend: ‘Ja, op die manier hebben we elkaar ontmoet. Een vriend met wie ik in het Royal Hospital heb gewerkt, heeft samen met Cassie gestudeerd. Ik heb nooit op het platteland gewerkt, hoewel ik een tijdje lid van de Vliegende Dokters ben geweest. Ik weet dus wel iets van geneeskunde af.’
‘Ben je van plan te blijven?’
‘Ik kijk gewoon eens rond. Je weet immers maar nooit. We hebben een stel alternatieven. Ik kan Cassie er misschien wel toe overhalen mee terug naar de stad te gaan om kindergeneeskunde te studeren zoals ze vroeger al heeft willen doen.’
‘De inwoners van Wakefield zouden je lynchen,’ deelde Derek hem kort mee. ‘Blondie kan weer met jullie mee. Het enige wat ik nog hoef te doen, is deze wond te verbinden en Dusty weer bij te brengen.’
‘Met andere woorden, de voorstelling is afgelopen,’ zei Cassie toen Lennie Blondie losmaakte en de hond meteen naar haar vrouwtje toe liep. ‘We gaan er weer vandoor.
Zeg tegen de McClennans dat ik hoop dat alles in orde komt met Dusty.’
‘Natuurlijk komt alles in orde met hem,’ antwoordde de tot dan toe zwijgzame Lennie, met een vurigheid die McCall verbaasde. ‘Derek is de beste dierenarts ter wereld.’ De jonge man liep naar een kleine koelkast en haalde er een in plastic verpakt bot uit, wat hij aan Cassie gaf.
‘Vertel me nog eens wat meer over Lennie,’ verzocht hij Cassie op de terugweg.
‘Hij heeft geen enkele opleiding gevolgd, maar hij is de beste dierenartsassistent die je je zou kunnen wensen,’ vertelde Cassie. ‘Van jongs af aan is hij liever met dieren dan met mensen omgegaan. Iedereen had verwacht dat hij dierenarts zou worden, want hij had er de hersens voor. Als kleine jongen nam hij al gewonde dieren mee naar huis, wat zijn moeder hem lang niet altijd in dank af nam.’
Ze babbelde er zo opgewekt op los, dat McCall veronderstelde dat ze de dreigbrief helemaal vergeten was.
‘Ik hoop niet dat je Lennie verdenkt,’ zei Cassie toen het een tijdje stil was tussen hen.
‘Nee, ik verdenk hem helemaal niet,’ verzekerde McCall haar. ‘Maar iedereen met wie je contact hebt, zowel persoonlijk als beroepshalve, moet nader bekeken worden. We moeten echt aan die lijst beginnen, Cassie.’
Ze reed de oprit van haar huis op en zette de motor af. ‘Dat weet ik,’ zei ze met schorre stem. ‘Maar een lijst opstellen van iedereen die ik ken? Alsof ze allemaal verdachten zouden kunnen zijn? Dat is niet bepaald een aangename taak.’
‘Moord is ook niet bepaald aangenaam,’ verklaarde McCall bedaard. Hij hield zich voor dat hij haar met de naakte waarheid moest confronteren, hoewel hij er eigenlijk naar verlangde zijn armen om haar heen te slaan en haar te troosten en onbezonnen beloftes te doen. Bijvoorbeeld dat hij ervoor zou zorgen dat haar niets overkwam.
Die gedachten waren bijzonder onverstandig, berispte hij zichzelf inwendig, en onkarakteristiek voor de nuchtere McCall, die zich vrijwel nooit door zijn emoties liet meeslepen.
‘Dat is waar,’ erkende Cassie somber, waarna ze uit de auto stapte en het achterportier opende om Blondie eruit te laten.
‘Hé, laat me niet achter,’ riep McCall haar na toen ze naar de deur liepen. ‘Ik weet zeker dat ik de logeerkamer niet kan vinden.’
Ze bleef staan, en toen hij haar had ingehaald, draaide ze zich naar hem om. ‘Wat stond er in de brief? Ik hoef hem niet te zien, maar ik moet weten wat erin staat.’
Haar stem klonk zo zacht dat hij zich naar haar over moest buigen om haar te kunnen verstaan. Eindelijk toegevend aan zijn verlangen, sloeg hij zijn armen om haar heen. ‘Er stond in de brief: wil je dat ik kom?’
Ze maakte zich van hem los en vroeg ongelovig: ‘Wil je dat ik kom? Stond dat in de brief? Dat is absurd. Waarom zou ik willen dat hij kwam? Denkt hij soms dat ik dood wil? Dat ik kick op dit soort spelletjes? Dat ik zijn gedrag opwindend vind? Wie -’
Ze was steeds harder gaan praten, en McCall legde haar het zwijgen op op de enige manier die hij op dat moment kon bedenken: door zijn lippen op die van haar te drukken.
Toen hij haar tegen voelde stribbelen, mompelde hij: ‘Rustig maar. Als iemand ons ziet, zullen ze denken dat we gewoon even een moment samen hebben. Dat is beter dan dat ze je zouden horen, en vragen gaan stellen.’
Ze ontspande zich en leunde tegen hem aan.
‘Alles komt in orde,’ verzekerde hij haar. ‘We krijgen hem wel te pakken. Er zal je niets overkomen.’